UNIT 6: Lesson 1: Relative Pronouns

Today's Program
- Taalmoment (5 min)
- Lesson Goal (1 min)
- Grammar: Realative Pronouns (10 min)
- Vocabulary Working
-Check Answers
- Evaluate
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Today's Program
- Taalmoment (5 min)
- Lesson Goal (1 min)
- Grammar: Realative Pronouns (10 min)
- Vocabulary Working
-Check Answers
- Evaluate

Slide 1 - Tekstslide

Taalmoment
timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Grammar
Exercise 7 ,8, 9
Page: 57 - 59
timer
15:00

Slide 4 - Tekstslide

Relative pronouns 
When?
People
Things
"normal"
who
which
Possession
whose
whose
Preposition
whom
that
that

Slide 5 - Tekstslide

Relative pronouns

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Gerund = verb + ing
 a verb (ww) + ing = noun (zelfstandig naamwoord)
Je kunt een gerund gebruiken na werkwoorden zoals: Love, stop, start and enoy. 

shop (verb) + ing = shopping (noun)               = gerund
game (verb) + ing = gaming (noun)                  = gerund
eat (verb) + ing = eating (noun)                          = gerund 

Slide 8 - Tekstslide

Check Answers

Slide 9 - Tekstslide

Lesson 2: Writing

Getting started: 

PLAYING TRUANT
timer
10:00

Slide 10 - Tekstslide