5. November / Kapitel 1 Spiel

10 Minuten still lesen oder  lernen:
Kies uit (wähle aus)
- teksten op tafel
- teksten uit het boek Kapitel 1 en 2 (D en H)


timer
10:00
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

10 Minuten still lesen oder  lernen:
Kies uit (wähle aus)
- teksten op tafel
- teksten uit het boek Kapitel 1 en 2 (D en H)


timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Omgaan met elkaar in de les/klas 

Slide 2 - Tekstslide

Lernziel: (leerdoel)

Ik ken de toetsstof voor taaltoets 1:
Gelernt:
Kapitel 1 und 2:
  • Lernliste Niederländisch-Deutsch
  • Lernliste Deutsch-Niederländisch
  • Grammatik K 1: Präteritum (verleden tijd) haben und sein
  • Grammatik Kapitel 2: Het persoonlijk voornaamwoord als meewerkend voorwerp en de voorzetsels.



Slide 3 - Tekstslide

Programm: wählen (kiezen)
  • Uitleg +oefenen persoonlijke voornaamwoorden als meewerkend voorwerp en de voorzetsels
  • Grammatica oefening Kapitel 1 (op papier)
  • Spiel Wortschatz K1 Umgebung
  • Sudoku's Wortschatz K2 Gesundheit

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeelden
Ich gebe dir das Buch. dir = meewerkend voorwerp = 3de naamval

Gehst du mit mir ins Kino? mir = derde naamval na voorzetsel 'mit'

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Video

5 Sie hat eine neue Uhr von … bekommen. (hem)
A
mir
B
dir
C
ihr
D
ihm

Slide 10 - Quizvraag

4 Johanna kommt … Hannover. (uit)
A
aus
B
nach
C
seit
D
von

Slide 11 - Quizvraag

3 Hat er sich bei … gemeldet? (jullie)
A
euch
B
uns
C
ihm
D
mir

Slide 12 - Quizvraag

1 Kommst du heute Abend zu …? (mij)
A
dir
B
euch
C
mir
D
uns

Slide 13 - Quizvraag

2 Er kommt … dem Training nach Hause. (na)
A
zu
B
nach
C
mit
D
bei

Slide 14 - Quizvraag

6 Ich möchte gern … euch verreisen. (met)
A
bei
B
mit
C
zu
D
nach

Slide 15 - Quizvraag

7 Kann der Arzt mal nach … schauen? (hem)
A
ihr
B
ihm
C
dir
D
mir

Slide 16 - Quizvraag

Spiel Wortschatz
Leg de kaartjes op een stapel met de tekening naar boven. Neem een kaartje van de stapel en noem op wat het in het Duits is. Klopt het? Dan is dat kaartje van jou. Degene met de meeste kaartjes heeft gewonnen. 

Slide 17 - Tekstslide

Los de sudoku op
1 Op elke horizontale lijn komen de aangegeven vier woorden één keer voor.
2 Op elke verticale lijn komen de aangegeven vier woorden één keer voor.
3 In elk rooster (2X2) komen de aangegeven vier worden één keer voor.


Slide 18 - Tekstslide

Wat wil je volgende les nog oefenen?

Slide 19 - Tekstslide

Was hast du heute gelernt?
Noem twee dingen

Slide 20 - Tekstslide