H1.4 Economie en geld

Welkom bij Economie

Boek, pen, rekenmachine, schrift en Chromebook(dicht) op tafel 
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieVoortgezet speciaal onderwijsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerroute VKLeerroute VGLeerroute VTLeerjaar 1,2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welkom bij Economie

Boek, pen, rekenmachine, schrift en Chromebook(dicht) op tafel 

Slide 1 - Tekstslide

afspraken
  • Je luistert naar elkaar.
  • Spullen mee (boek, Chromebook, pen en rekenmachine)
  • Je gaat netjes met elkaar om.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 1.4 
1.4 Weet wat je koopt
  • Je kunt nu voorbeelden geven hoe je aan productinformatie komt
  • Je kunt nu uitleggen wat je aan garantie hebt
  • Je kunt nu voorbeelden geven hoe de overheid jou als consument helpt
  • Je kunt nu uitleggen hoe consumentenorganisaties jou kunnen helpen
  • Je kunt nu een gemiddelde berekenen

Slide 3 - Tekstslide

Je kunt uitleggen hoe consumentenorganisaties jou als consument kunnen helpen.
Wat is een consumentenbond?
- test producten 

NVWA: Nederlandse voedsel en waren autoriteit 

Slide 4 - Tekstslide

Je kunt een vergelijkend 
warenonderzoek gebruiken.
Welke telefoon is beter?

Samsung Galaxy S23 Ultra >



Samsung Galaxy S21 FE 5G >

Slide 5 - Tekstslide

Je kunt een gemiddelde berekenen.
je koopt spullen voor school:
een pennen + potloden € 1,50
een rekenmachine € 10,99
een Tas € 35,95
een gum € 0,65
een schriften € 3,25

Wat is de gemiddelde prijs van de producten die je koopt?
klaar? 

bereken 30% van €27,50

Slide 6 - Tekstslide

Je weet hoe de overheid jou als consument beschermt met wetten.
Deugdelijk product:  Je moet een goed product krijgen
Garantie op een product? 

Slide 7 - Tekstslide

Vorige keer - Procent rekenen
Stap 1 Tabel maken 
stap 2 Welk bedrag weet je al?
stap 3 Waar moet je heen rekenen
stap 4 Boogjes
stap 5 Rekenen en invullen

Bereken 40% van €35,80

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoelen 1.4 
1.4 Weet wat je koopt
  • Je kunt nu voorbeelden geven hoe je aan productinformatie komt
  • Je kunt nu uitleggen wat je aan garantie hebt
  • Je kunt nu voorbeelden geven hoe de overheid jou als consument helpt
  • Je kunt nu uitleggen hoe consumentenorganisaties jou kunnen helpen
  • Je kunt nu een gemiddelde berekenen

Slide 9 - Tekstslide

Hoe rekenen van maand naar week?
Hoe rekenen van week naar maand?
  • 52 weken in een jaar
  • 12 maanden in een jaar
tijd
maand
jaar 
week
aantal
12
1
52
tijd
week
jaar 
maand
aantal
52
1
12

Slide 10 - Tekstslide

Huiswerk 1.2 (denk aan de leerdoelen)
  • Je weet waardoor mensen verschillende behoeften hebben.
  • Je kent het verschil tussen sociale beïnvloeding en commerciële beïnvloeding.
  • Je weet waarom fabrikanten en winkeliers reclame maken.
  • Je kunt met een percentage een getal uitrekenen.
  • Je weet wat een doelgroep is.




Slide 11 - Tekstslide

  1. sociale beïnvloeding
  2. commerciële beïnvloeding 

Slide 12 - Tekstslide

Reclame 

Slide 13 - Tekstslide

Rekenen binnen de economie: een aantal regels

€ 2,50

€ 3.000

Slide 14 - Tekstslide

Afronden
2 cijfers achter de komma? kijk naar het 3e getal!
€8,904 = €8,905
€151,226 = €151,237

Onthoud: onder de 5 is naar beneden, vanaf 5 naar boven afronden!!!

Slide 15 - Tekstslide

Gemiddelde berekenen
stap 1:     Alle getallen optellen 

Stap 2     Delen door de hoeveelheid getallen die je opgeteld hebt

Slide 16 - Tekstslide

Even oefenen 
Rond 105,8765 af op 2 decimalen 
Bereken het gemiddelde van 120, 150, 4000, 100.

Slide 17 - Tekstslide

procenten rekenen.
12% korting op een broek van 59,99 euro
a. hoeveel korting krijg je?
b. hoe duur is de broek na de korting. 

Slide 18 - Tekstslide

Leerdoelen 1.2
  • Je weet waardoor mensen verschillende behoeften hebben.
  • Je kent het verschil tussen sociale beïnvloeding en commerciële beïnvloeding.
  • Je weet waarom fabrikanten en winkeliers reclame maken.
  • Je kunt met een percentage een getal uitrekenen.
  • Je weet wat een doelgroep is.




Slide 19 - Tekstslide

Leerdoelen 1.3

Slide 20 - Tekstslide

Wat is een behoefte?

Slide 21 - Open vraag

Welk goed behoort tot de basisbehoeften?
A
Bier
B
Water
C
Computer
D
Telefoon

Slide 22 - Quizvraag

Welke dienst behoort tot de basisbehoeften?
A
Kapper
B
Dokter
C
Ortho
D
Nagelstyliste

Slide 23 - Quizvraag

Het nieuwe schooljaar is weer begonnen en Dean heeft de volgende schoolspullen gekocht: 1 etui van € 5 , 2 potloden van € 1,- per stuk en 6 rollen kaftpapier van € 0,50 per stuk Wat was de gemiddelde prijs van 1 artikel?

Slide 24 - Open vraag

Geld waarover je kunt beschikken, dus het bedrag wat je ergens aan uit kunt geven noemen we...
A
Behoefte
B
Budget

Slide 25 - Quizvraag

0

Slide 26 - Video

Welk begrip past bij het vorige filmpje?
A
Commerciële beïnvloeding
B
Sociale beïnvloeding

Slide 27 - Quizvraag

Erwin neemt een proefabonnement op de krant. Normaal kost dit abonnement € 15,-. Nu krijgt Erwin 27% korting. Wat betaalt Erwin nu voor het proefabonnement? Leg je antwoord uit met een berekening!

Slide 28 - Open vraag

Wat is een vergelijkend warenonderzoek?

Slide 29 - Open vraag

Wat doet de NVWA (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit)?

Slide 30 - Open vraag

Consumentenorganisaties zijn er om de consument te steunen. Welke steun mag je van een consumentenorganisatie verwachten?

A
Advies aan bedrijven over consumenten
B
Controle op de Warenwet
C
Betrouwbare informatie over producten
D
Uitleg over je rechten als consument

Slide 31 - Quizvraag

Wanneer je een nieuw product koopt, dan wil je dat dit een deugdelijk product is. Wanneer het toch (te) snel kapot gaat, dan heb kun je ermee terug gaan naar de winkel, omdat je je garantie hebt. Wat kan de winkelier dan doen?

Slide 32 - Open vraag

Amy heeft de volgende uitgaven in de maand: € 120 aan huishoudelijke uitgaven, € 600 aan vaste lasten en € 150 aan incidentele uitgaven. Amy heeft een weekloon van € 200. Heeft Amy dan een tekort of een overschot en welk bedrag heeft zij tekort of over?

A
Tekort, € 3,33
B
Over, € 3,33
C
Tekort, € 70
D
Over € 70

Slide 33 - Quizvraag

Tess krijgt € 20 zakgeld per maand en krijgt om de 2 weken € 15,- voor het oppassen. Welk bedrag heeft Tess per maand te besteden?

Slide 34 - Open vraag

Jesse wil voor zijn verjaardag over 5 maanden een nieuwe telefoon kopen van € 1500. Hij heeft al € 800 bij elkaar gespaard. Zijn ouders leggen € 400 bij. Welk bedrag moet Jesse per maand reserveren om die telefoon te kunnen kopen op zijn verjaardag?
A
€ 50
B
€ 60
C
€ 300
D
€ 400

Slide 35 - Quizvraag

Hoe verwacht je dat je de toets over hoofdstuk 1 gaat maken?
Goed, ik vond de lesstof niet zo moeilijk.
Goed, alle lesstof is uitgebreid behandeld.
Ik weet het niet, maar ik ga ervoor!
Dit wordt een drama. Ik zie op tegen de rekenvragen.
Een goede voldoende moet wel lukken.

Slide 36 - Poll