1 a C’est un camping qui se trouve à 100 mètres de la mer.
b un camping
c Het is een camping die zich op 100 meter van de zee bevindt.
2 a Voilà le jean noir que j’ai acheté chez H&M.
b le jean noir
c Dat is de zwarte spijkerbroek die ik bij H&M heb gekocht.
3 a Nous choisissons un emplacement qui est près de la piscine.
b un emplacement
c Wij kiezen een kampeerplaats die dicht bij het zwembad is.