Bespreken recensie, herhalen werkwoordspelling, uitleg meervoudsvormen

- Bespreken recensie (schrijfdossier)
- Herhalen werkwoordspelling en uitleg meervoudsvormen
- Huiswerk maken

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

- Bespreken recensie (schrijfdossier)
- Herhalen werkwoordspelling en uitleg meervoudsvormen
- Huiswerk maken

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen

Fictie H3:

- Je kent de opbouw van een recensie.


Spelling H3:

- Je herhaalt de spelling van de Engelse leenwerkwoorden.

- Je oefent met de werkwoordspelling.

- Je kunt het meervoud van de zelfstandig naamwoorden goed spellen.

- Je kunt woroden met de r-klank en p-klank goed spellen.

Slide 2 - Tekstslide

Bespreken opdr. recensie
- Zoek een boek op dat je nog niet gelezen hebt en zoek daarbij een recensie (sevendays.nl, Trouw, Volkskrant, Leestafel.nl of Google op 'titel' en 'recensie').
- Kopieer de recensie in een Wordbestand en geef per onderdeel van de opbouw aan waar je dat kunt vinden.
- Onderstreep de plus- en minpunten en argumenten
- Geef bij elk plus- en minpunt aan over welk onderdeel de recensent iets zegt.

Slide 3 - Tekstslide

Uitleg opbouw recensie
- Gegevens van het boek: titel, auteur, uitgever, verkoopprijs, aantal pagina's, leeftijd van de doelgroep (= inleiding)
- Indruk van de inhoud van het boek: hoofdpersoon en zijn probleem, tijdsperiode, situatie waarbinnen het verhaal zich afspeelt (= samenvatting)
- Plus- en minpunten: inhoud van het verhaal, schrijfwijze, spanning, afloop, originaliteit (= mening)
- Eindoordeel: cijfer of sterren (= conclusie/slot)

Slide 4 - Tekstslide

Vul het werkwoord goed in:
Dagelijks een stukje fruit ... je gezond.
A
hou
B
houd
C
hout
D
houdt

Slide 5 - Quizvraag

Vul het werkwoord goed in:
Vanmorgen heeft de buurvrouw haar autoruiten ... .
A
gekrabt
B
gekrabd
C
gekrabdt

Slide 6 - Quizvraag

Vul het werkwoord goed in:
Vorig schooljaar ... ik elke woensdagmiddag een paar rondjes in het park.
A
joggde
B
joggte
C
jogde
D
jogte

Slide 7 - Quizvraag

Vul het werkwoord goed in:
De ruit ... zodra hij zijn ladder ertegenaan zette.
A
barst
B
barste
C
barstte
D
barstten

Slide 8 - Quizvraag

Vul het werkwoord goed in:
Vraag jezelf eens af welke straf je nu ... .
A
verdient
B
verdiend
C
verdiendt

Slide 9 - Quizvraag

Vul het werkwoord goed in:
Als je ... hebt om te helpen verhuizen, moet je dat ook echt doen.
A
belooft
B
beloofd
C
beloofdt

Slide 10 - Quizvraag

Spelling H3
Meervoudsvormen

Slide 11 - Tekstslide

Spelling H3: meervoudsvormen

1 Sommige woorden op -e hebben twee meervoudsvormen. (groenten - groentes)

2 De -f verandert in een -v en de -s verandert in een -z. (duiven - sluizen)

3 Woorden op -ee krijgen er +ën bij. (ideeën)

4 Woord op -ie krijgen er +ën bij of de laatste -e komt er een trema op. (melodieën - bacteriën)

5 Woorden die eindigen op een open klinker krijgen een 's erbij. (oma's, accu's)

6 Woorden eindigend op -ik, -et of -es (zonder klemtoon) krijgen GEEN medeklinkerverdubbeling. (slimmeriken - lemmeten- dreumesen)

7 Woorden eindigend op -man, worden -mannen, -lui en -lieden. ( zeelui - zeelieden)

8 Latijnse woorden krijgen een Latijnse uitgang. (musea - data - neerlandici)

9 Sommige woorden hebben geen meervoud of zijn er alleen in meervoud. (hersenen- rijst)

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Noem een meervoudsvorm
dat eindigt op een klinker, maar geen
's krijgt.

Slide 14 - Woordweb

Noem een meervoudsvorm
met een Latijnse uitgang.

Slide 15 - Woordweb

Noem een zelfstandig naamwoord dat geen meervoud kent.

Slide 16 - Woordweb

Wat is het meervoud van alinea?
A
alineas
B
alinea's

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het meervoud van cowboy?
A
cowboys
B
cowboy's

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het meervoud van perzik?
A
perziken
B
perzikken

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het meervoud van cadeau?
A
cadeaus
B
cadeau's

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het meervoud van logé?
A
logés
B
logé's

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het meervoud van paragraaf?
A
paragraven
B
paragrafen

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het meervoud van musicus?
A
musicussen
B
musici

Slide 23 - Quizvraag

Huiswerk
Over taal H3: 1 - 6
Spelling H3: 2 t/m 7 
(blz. 144 - 147)

(dictee - opdr. 9)

Slide 24 - Tekstslide

Dictee H3
1 De jongetjes vinden het scheerapparaat van hun vader erg interessant.
2 Het lijkt me leuk om barista van beroep te zijn.
3 Het meisje was erg dapper toen ze aan haar keel geopereerd moest worden.
4 Een kanarie en een papegaai kunnen niet goed samen in één kooi.
5 Het depot ligt aan de parallelweg.

Slide 25 - Tekstslide

Dictee H3
6 De kok was nogal karig geweest met groente, er zat maar één paprika door de saus.
7 Als je epilepsie hebt, haperen je hersenen soms.
8 De soldaat werd een verrader genoemd, toen hij zei dat het wel meeviel met de terreur.
9 Onder de overkapping praatte het stelletje over hun romantische herinneringen.
10 De winkelier opperde een goed idee om de verkoop van paraplu’s te stimuleren.

Slide 26 - Tekstslide