Nakijken OT H3, uitleg Sp. H3 + hw

- Nakijken Over taal H3
- Uitleg Spelling H3
- Hw: Sp. H3 opdracht 2 t/m 7 + dictee

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

- Nakijken Over taal H3
- Uitleg Spelling H3
- Hw: Sp. H3 opdracht 2 t/m 7 + dictee

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Over taal H3:
- Je begrijpt de betekenis van verschillende examenwoorden.
- Je begrijpt de betekenis van verschillende woorden uit teksten.
- Je weet wat leenwoorden zijn.

Spelling H3:
- Je herhaalt de spelling van de Engelse leenwerkwoorden.
- Je oefent met de werkwoordspelling.
- Je kunt het meervoud van de zelfstandig naamwoorden goed spellen.
- Je kunt woroden met de r-klank en p-klank goed spellen.

Slide 2 - Tekstslide

Nakijken OT H3: 1 (blz. 148)
1 database = gegevensbank, plaats waar informatie digitaal opgeslagen is
2 gegevens = informatie
3 systeem = bepaalde manier waarop iets is opgezet of georganiseerd
4 effect = gevolg van iets
5 model = voorbeeld van iets wat gemaakt moet worden

  1. onderstaand = wat verderop in de tekst staat
  2. bovenstaand = wat eerder in de tekst staat
  3. stellen = zeggen dat het zo is
  4. bepaalde = zekere
  5. vermogen = kracht

Slide 3 - Tekstslide

Nakijken OT H3: 1 (blz. 148)
onderstaand = wat verderop in de tekst staat
7 bovenstaand = wat eerder in de tekst staat
stellen = zeggen dat het zo is
9  bepaalde = zekere
10 vermogen = kracht

Slide 4 - Tekstslide

Nakijken OT H3: 2 (blz. 149)
1 debatteren = discussiëren
2 melding maken van = melden
3 de dupe zijn = het slachtoffer zijn
4 patrouilleren = de ronde doen
5 lanceren = afschieten

Slide 5 - Tekstslide

Nakijken OT H3: 2 (blz. 149)
6 incident (het) = vervelende, plotselinge gebeurtenis
7 infrastructuur (de) = geheel van wegen, havens en vliegvelden
8 identiteit (de) = wie je bent
9 overtrokken = overdreven
10 huidig = van nu



Slide 6 - Tekstslide

Nakijken OT H3: 4 (blz. 150)
1 Bijvoorbeeld:
- updaten
- hack
- laptop
- server
2 Veel nieuwe technologische ontwikkelingen komen uit Engelstalige landen, zoals Amerika.

Slide 7 - Tekstslide

Nakijken OT H3: 5 (blz. 151)
  1. Frans
  2. Arabisch
  3. Duits
  4. Turks
  5. Italiaans
  6. Turks
  7. Frans
  8. Arabisch
  9. Duits
  10. Indonesisch

Slide 8 - Tekstslide

Nakijken OT H3: 6 (blz. 151)
  1. Baas
  2. Station
  3. Rijk
  4. Schaats

Slide 9 - Tekstslide

Vul het werkwoord goed in:
Dagelijks een stukje fruit ... je gezond.
A
hou
B
houd
C
hout
D
houdt

Slide 10 - Quizvraag

Vul het werkwoord goed in:
Vanmorgen heeft de buurvrouw haar autoruiten ... .
A
gekrabt
B
gekrabd
C
gekrabdt

Slide 11 - Quizvraag

Vul het werkwoord goed in:
Vorig schooljaar ... ik elke woensdagmiddag een paar rondjes in het park.
A
joggde
B
joggte
C
jogde
D
jogte

Slide 12 - Quizvraag

Vul het werkwoord goed in:
De ruit ... zodra hij zijn ladder ertegenaan zette.
A
barst
B
barste
C
barstte
D
barstten

Slide 13 - Quizvraag

Vul het werkwoord goed in:
Vraag jezelf eens af welke straf je nu ... .
A
verdient
B
verdiend
C
verdiendt

Slide 14 - Quizvraag

Vul het werkwoord goed in:
Als je ... hebt om te helpen verhuizen, moet je dat ook echt doen.
A
belooft
B
beloofd
C
beloofdt

Slide 15 - Quizvraag

Spelling H3
Meervoudsvormen

Slide 16 - Tekstslide

Spelling H3: meervoudsvormen

1 Sommige woorden op -e hebben twee meervoudsvormen. (groenten - groentes)

2 De -f verandert in een -v en de -s verandert in een -z. (duiven - sluizen)

3 Woorden op -ee krijgen er +ën bij. (ideeën)

4 Woord op -ie krijgen er +ën bij of de laatste -e komt er een trema op. (melodieën - bacteriën)

5 Woorden die eindigen op een open klinker krijgen een 's erbij. (oma's, accu's)

6 Woorden eindigend op -ik, -et of -es (zonder klemtoon) krijgen GEEN medeklinkerverdubbeling. (slimmeriken - lemmeten- dreumesen)

7 Woorden eindigend op -man, worden -mannen, -lui en -lieden. ( zeelui - zeelieden)

8 Latijnse woorden krijgen een Latijnse uitgang. (musea - data - neerlandici)

9 Sommige woorden hebben geen meervoud of zijn er alleen in meervoud. (hersenen- rijst)

Slide 17 - Tekstslide

0

Slide 18 - Video

Noem een meervoudsvorm
dat eindigt op een klinker, maar geen
's krijgt.

Slide 19 - Woordweb

Noem een meervoudsvorm
met een Latijnse uitgang.

Slide 20 - Woordweb

Noem een zelfstandig naamwoord dat geen meervoud kent.

Slide 21 - Woordweb

Wat is het meervoud van alinea?
A
alineas
B
alinea's

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het meervoud van cowboy?
A
cowboys
B
cowboy's

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het meervoud van perzik?
A
perziken
B
perzikken

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het meervoud van cadeau?
A
cadeaus
B
cadeau's

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het meervoud van logé?
A
logés
B
logé's

Slide 26 - Quizvraag

Wat is het meervoud van paragraaf?
A
paragraven
B
paragrafen

Slide 27 - Quizvraag

Wat is het meervoud van musicus?
A
musicussen
B
musici

Slide 28 - Quizvraag

Huiswerk
Spelling H3: 2 t/m 7 
(blz. 144 - 147)

(dictee - opdr. 9)

Slide 29 - Tekstslide