In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.
Lesduur is: 70 min
Onderdelen in deze les
§1.2 Politieke stromingen
A: een liberaal parlement
Slide 1 - Tekstslide
§1.2
Politieke stromingen
A
Een liberaal parlement
Leerdoel:
Je kan uitleggen welke stromingen in het parlement bestonden en dat de liberalen de macht hadden.
Begrippen:
liberalisme
socialisme
confessionalisme
B
Sociale kwestie en schoolstrijd
Leerdoel:
Je kan beschrijven dat aanhangers van de verschillende politieke stromingen niet hetzelfde dachten over bijzonder onderwijs en de sociale kwestie
Begrippen:
industriële revolutie
verstedelijking
sociale kwestie
C
Stromingen organiseren zich
Leerdoel:
Je kan uitleggen hoe politieke stromingen zich onderling steeds meer gingen onderscheiden.
Begrippen:
emancipatie
verzuiling
censuskiesrecht
algemeen kiesrecht
sociale wetten
schoolstrijd
Slide 2 - Tekstslide
In het parlement zaten verschillende politieke stromingen:
§1.2
Politieke stromingen
A
Een liberaal parlement
Liberalisme
Vrijheid
Hogere burgerij.
Willen dat mensen zoveel mogelijk vrij zijn. De overheid moet zich niet veel bemoeien met mensen en de economie.
Socialisme
Gelijkheid
Arbeiders
Vinden dat iedereen gelijkwaardig is. De regering moet armen (arbeiders) helpen met wetten en regels
Confessionalisme
Geloof
Gelovigen.
Het geloof moet centraal staan bij het besturen van het land. Er waren twee groepen confessionelen: protestanten en katholieken
Protestanten worden ook wel kleine luyden genoemd
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Slide 5 - Video
Slide 6 - Video
Vanaf 1848: NL een parlementaire democratie.
Maar;
censuskiesrecht
Vrouwen; geen stemrecht.
Veel rijke mannen stemden op liberalen-> macht in het parlement
De socialisten wilden algemeen kiesrecht
§1.2
Politieke stromingen
A
DeBoze burgers
Een liberaal parlement
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
§1.2 Politieke stromingen
B: sociale kwestie en schoolstrijd
Slide 9 - Tekstslide
§1.2
Politieke stromingen
A
Een liberaal parlement
Leerdoel:
Je kan uitleggen welke stromingen in het parlement bestonden en dat de liberalen de macht hadden.
Begrippen:
liberalisme
socialisme
confessionalisme
B
Sociale kwestie en schoolstrijd
Leerdoel:
Je kan beschrijven dat aanhangers van de verschillende politieke stromingen niet hetzelfde dachten over bijzonder onderwijs en de sociale kwestie
Begrippen:
industriële revolutie
verstedelijking
sociale kwestie
C
Stromingen organiseren zich
Leerdoel:
Je kan uitleggen hoe politieke stromingen zich onderling steeds meer gingen onderscheiden.
Begrippen:
emancipatie
verzuiling
censuskiesrecht
algemeen kiesrecht
sociale wetten
schoolstrijd
Slide 10 - Tekstslide
Gevolgen industriële revolutie:
Verstedelijking
De sociale kwestie
§1.2
Politieke stromingen
B
DeBoze burgers
Sociale kwestie en schoolstrijd
Slide 11 - Tekstslide
Verstedelijking:
Veel arme mensen trokken naar de fabriek voor werk
Gevolg: ontstaan steden.
§1.2
Politieke stromingen
B
DeBoze burgers
Sociale kwestie en schoolstrijd
Slide 12 - Tekstslide
Probleem slechte leef- en werkomstandigheden van arbeiders werd de sociale kwestie genoemd:
Lage lonen
Slechte hygiëne
Geen riolering
Vrouw- en kinderarbeid (lager loon)
Gevaarlijk werk
§1.2
Politieke stromingen
B
DeBoze burgers
Sociale kwestie en schoolstrijd
Slide 13 - Tekstslide
Rond 1860: weinig sociale wetten. --> wetten die mensen beschermen tegen gevolgen van armoede, ziekte, ouderdom en werkloosheid.
De enige wet die er was:
armenwet. (hulp uit armenfonds gemeenten)
§1.2
Politieke stromingen
B
DeBoze burgers
Sociale kwestie en schoolstrijd
Slide 14 - Tekstslide
Socialisten: Maak meer sociale wetten om armen te helpen.
Liberalen: Tegenstander van dit soort wetten.
Confessionelen: God had rijk en arm bepaald. Wetten waren dus niet nodig.
§1.2
Politieke stromingen
B
DeBoze burgers
Sociale kwestie en schoolstrijd
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Schoolstrijd: conflict over onderwijs
Twee soorten scholen:
Openbaar onderwijs: betaald door de staat; voor iedereen
Bijzonder (gelovig) onderwijs: NIET betaald door de staat; voor katholieken of protestanten
Confessionelen vonden dat Bijzonder onderwijs ook betaald moest worden door de overheid.
Liberalen en socialisten wilden dit niet -> gelijkheid, geloven doe je thuis
§1.2
Politieke stromingen
B
DeBoze burgers
Sociale kwestie en schoolstrijd
Slide 17 - Tekstslide
§1.2 Politieke stromingen
C: Stromingen organiseren zich
Slide 18 - Tekstslide
Situatie 2e helft 19e eeuw:
Liberalen aan de macht.
Arme burgers voelen zich achtergesteld
Burgers streven naar gelijke rechten: emancipatie
§1.2
Politieke stromingen
C
DeBoze burgers
Stromingen organiseren zich
Slide 19 - Tekstslide
Ontstaan verzuiling:
Protestanten richten eigen scholen, ziekenhuizen en politieke partijen op om leven van hun groep te verbeteren. -> + wilden achterban beschermen tegen 'verkeerde' ideeën
Socialisten volgen -> wilden kiesrecht en sociale wetten voor arbeiders
Katholieken volgen ook -> wilden einde aan discriminatie.
NL kwam in de verzuiling.
§1.2
Politieke stromingen
C
DeBoze burgers
Stromingen organiseren zich
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Video
Slide 22 - Video
Om op te komen voor hun belangen, richtten de stromingen elk eigen politieke partijen op. Deze partijen moet je (her)kennen:
§1.2
Politieke stromingen
C
DeBoze burgers
Stromingen organiseren zich
Stroming
Partijnaam
Personen
Opgericht
Aanhangers
Protestanten
Antirevolutionaire partij (ARP)
Abraham Kuypers
1879
gewone protestantse burgers 'kleine luyden'
Liberalen
Liberale Unie
nvt
1885
hogere burgerij
Socialisten
(sociaal-democraten)
Sociaal-democratische arbeiderspartij (SDAP)
Pieter Jelles Troelstra
1894
arbeiders
Katholieken
Rooms-Katholieke Staatspartij
(RKSP)
Herman Schaepman
1926
katholieken
Slide 23 - Tekstslide
een affiche (begin 20e eeuw) van de SDAP
een affiche (begin 20e eeuw) voor een katholiek sanatorium (= een soort ziekenhuis voor mensen die langdurig ziek zijn)
Slide 24 - Tekstslide
Huiswerk
M: §1.2: 1 t/m 16
Slide 25 - Tekstslide
Wat is de sociale kwestie?
A
De armoede onder boeren in de 19e eeuw.
B
De wet kinderarbeid te verbieden.
C
Het besef dat er een oplossing moet komen voor de slecht woon- en leefomstandigheden van arbeiders
D
Wetten waarmee het leven van rijke mensen in de 19e eeuw beter zou moeten worden.
Slide 26 - Quizvraag
De schoolstrijd staat voor...
A
De strijd tussen ouders en leerkrachten over goed onderwijs.
B
De strijd tussen de confessionelen en de openbaren over goed onderwijs.
C
De strijd tussen de confessionelen en de openbaren over de betaling van de schoolkosten.
D
De strijd tussen de confessionelen en de openbaren om een eigen school te kunnen starten.
Slide 27 - Quizvraag
Politieke stromingen: socialisten
A
Gelijkheid
B
Op basis van geloof
C
individuele vrijheid
D
Alles houden zoals het was
Slide 28 - Quizvraag
Politieke stromingen: Liberalen
A
Gelijkheid
B
Op basis van geloof
C
individuele vrijheid
D
Alles houden zoals het was
Slide 29 - Quizvraag
Van welke politieke stroming van Kuyper de leider?
A
Socialisten
B
Protestanten
C
Katholieken
D
Liberalen
Slide 30 - Quizvraag
Johan Rudolf Thorbecke was onderdeel van een politieke stroming.
Welke politieke stroming?
A
Liberalen
B
Socialisten
C
Confessionelen
D
Conservatieven
Slide 31 - Quizvraag
Confessionalisme is een politieke stroming die
A
De arbeider centraal stelt
B
Het geloof centraal stelt
C
Gelijkheid centraal stelt
D
De ondernemer centraal stelt
Slide 32 - Quizvraag
Bij welke politieke stroming hoorde Troelstra?
A
Liberalen
B
Socialisten
C
Kapitalisten
D
Confessionelen
Slide 33 - Quizvraag
Wat is emancipatie?
A
Strijd voor gelijke rechten
B
Strijd voor een nieuwe grondwet
C
Strijd voor bijzonder onderwijs
D
Strijd voor algemeen kiesrecht
Slide 34 - Quizvraag
Wat is verzuiling?
A
De samenleving wordt ingedeeld op basis van levensbeschouwing
B
De samenleving wordt ingedeeld op basis van godsdiensten
C
De samenleving wordt ingedeeld op basis van leeftijd
D
De samenleving wordt ingedeeld op basis van geslacht
Slide 35 - Quizvraag
De tekenaar is een ... van de verzuiling.
A
tegenstander
B
voorstander
Slide 36 - Quizvraag
De ARP is een...
A
liberale partij
B
socialistische partij
C
protestante partij
D
katholieke partij
Slide 37 - Quizvraag
Schaepman is een?
A
Confessioneel
B
Liberaal
C
Socialist
Slide 38 - Quizvraag
- Verbind de uitspraken aan de juiste politieke stromingen
SOCIALISME
LIBERALISME
CONFESSIONALISME
FEMINISME
NATIONALISME
Wij willen betere werkomstandigheden!
Wij willen gelijke rechten als mannen!
Nederland is het beste land op aarde!
Wij willen geen verandering en de bijbel als leidraad!
Wij willen zo weinig mogelijk bemoeienis van kerk en staat!