1.2 Politieke stromingen (2a)

paragraaf 2: Politieke stromingen
Staatsinrichting van Nederland
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

paragraaf 2: Politieke stromingen
Staatsinrichting van Nederland

Slide 1 - Tekstslide

EXAMENTRAINING

Slide 2 - Tekstslide

EXAMENTRAINING

Slide 3 - Tekstslide

EXAMENTRAINING

Slide 4 - Tekstslide

EXAMENTRAINING

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

§1.2
Politieke stromingen
A
Een liberaal parlement
Leerdoel:
Je kan uitleggen welke stromingen in het parlement bestonden en dat de liberalen de macht hadden.
Begrippen:
liberalisme
socialisme
confessionalisme
B
Sociale kwestie en schoolstrijd
Leerdoel:
Je kan beschrijven dat aanhangers van de verschillende politieke stromingen niet hetzelfde dachten over bijzonder onderwijs en de sociale kwestie
Begrippen:
industriële revolutie
verstedelijking
sociale kwestie
C
Stromingen organiseren zich
Leerdoel:
Je kan uitleggen hoe politieke stromingen zich onderling steeds meer gingen onderscheiden.
Begrippen:
emancipatie
verzuiling
 
censuskiesrecht
algemeen kiesrecht
 
sociale wetten
schoolstrijd

Slide 7 - Tekstslide

Leerdoel:
Je kan uitleggen welke stromingen in het parlement bestonden en dat de liberalen de macht hadden.
Begrippen:
liberalisme
socialisme
confessionalisme
§1.2
Politieke stromingen
A
DeBoze burgers
Een liberaal parlement
 
censuskiesrecht
algemeen kiesrecht
Stroming
Kernwoord
Kern
Liberalisme
Vrijheid
Hogere burgerij. Liberalen willen dat mensen zoveel mogelijk vrij zijn. De overheid moet zich niet veel bemoeien
met mensen en de economie.
Socialisme
Gelijkheid
Socialisten vinden dat iedereen gelijkwaardig is. De regering moet armen (arbeiders) helpen
met wetten en regels
Confessionalisme
Geloof
Het geloof moet centraal staan bij het besturen van het land. Er waren twee groepen confessionelen: protestanten en katholieken

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoel:
Je kan uitleggen welke stromingen in het parlement bestonden en dat de liberalen de macht hadden.
Begrippen:
liberalisme
socialisme
confessionalisme
§1.2
Politieke stromingen
A
DeBoze burgers
Een liberaal parlement
 
censuskiesrecht
algemeen kiesrecht
Stroming
Kernwoord
Kern
Liberalisme
Vrijheid
Hogere burgerij. Liberalen willen dat mensen zoveel mogelijk vrij zijn. De overheid moet zich niet veel bemoeien
met mensen en de economie.
Socialisme
Gelijkheid
Arbeiders. Socialisten vinden dat iedereen gelijkwaardig is. De regering moet armen (arbeiders) helpen met wetten en regels.
Confessionalisme
Geloof
Het geloof moet centraal staan bij het besturen van het land. Er waren twee groepen confessionelen: protestanten en katholieken

Slide 9 - Tekstslide

Leerdoel:
Je kan uitleggen welke stromingen in het parlement bestonden en dat de liberalen de macht hadden.
Begrippen:
liberalisme
socialisme
confessionalisme
§1.2
Politieke stromingen
A
DeBoze burgers
Een liberaal parlement
 
censuskiesrecht
algemeen kiesrecht
Stroming
Kernwoord
Kern
Liberalisme
Vrijheid
Hogere burgerij. Liberalen willen dat mensen zoveel mogelijk vrij zijn. De overheid moet zich niet veel bemoeien 
met mensen en de economie.
Socialisme
Gelijkheid
Arbeiders. Socialisten vinden dat iedereen gelijkwaardig is. De regering moet armen (arbeiders) helpen met wetten en regels.
Confessionalisme
Geloof
Het geloof moet centraal staan bij het besturen van het land. Er waren twee groepen confessionelen: protestanten en katholieken
De protestanten werden ook wel de kleine luyden genoemd

Slide 10 - Tekstslide

  • Nederland was vanaf 1848 een parlementaire democratie, maar lang niet iedereen mocht stemmen.
  • Dat kwam door het censuskiesrecht: alleen mensen die rijk genoeg zijn om een bepaald bedrag aan belasting te betalen, mogen stemmen.
  • Vrouwen hadden geen stemrecht.
  • Alleen rijke mannen mochten dus stemmen in 1848. Dat was ongeveer 11% van de volwassen mannen.
  • Veel rijke mannen stemden op de liberalen. Zij hadden dan ook de macht in het parlement

  • De socialisten wilden het anders. Zij wilden algemeen kiesrecht 
§1.2
Politieke stromingen
A
DeBoze burgers
Een liberaal parlement

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Wat: 1) Maken vraag 1 t/m 6 op blz. 17 
          2) herhalen werkblad paragraaf 1
          3) oefenen met een examen
          4) ..............
Hoe: je mag samenwerken of alleen

Tijd: 20 minuten

Klaar: nakijken -> werken aan een ander vak/
            samenvatten
timer
15:00

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag!

Memo §1.2
Maken 1 t/m 7

Slide 14 - Tekstslide

Afsluiting
Stroming
Kernwoord
Kern
Liberalisme
Vrijheid
Hogere burgerij. Liberalen willen dat mensen zoveel mogelijk vrij zijn. De overheid moet zich niet veel bemoeien 
met mensen en de economie.
Socialisme
Gelijkheid
Arbeiders. Socialisten vinden dat iedereen gelijkwaardig is. De regering moet armen (arbeiders) helpen met wetten en regels.
Confessionalisme
Geloof
Het geloof moet centraal staan bij het besturen van het land. Er waren twee groepen confessionelen: protestanten en katholieken
De protestanten werden ook wel de kleine luyden genoemd

Slide 15 - Tekstslide

Je mocht in Nederland alleen stemmen als je rijk genoeg was. Dit noemen we het censuskiesrecht.
Vrouwen mochten sowieso niet stemmen.
De liberalen hadden de macht in het parlement. De socialisten wilden dit anders.
Zij wilden algemeen kiesrecht

De opkomst van de industriële revolutie zorgde voor veranderingen in de maatschappij: verstedelijking en de sociale kwestie. Voorbeelden zijn lage lonen, massale werkloosheid, kinderarbeid en slechte woon- en werkomstandigheden. Er waren nog maar weinig sociale wetten die de armen konden helpen.

Een belangrijk conflict tussen liberalen, socialisten en confessionelen was de schoolstrijd

De burgers willen in de tweede helft van de 19e eeuw meer gelijke rechten. Dit noem je emancipatie. Om dit voor elkaar te krijgen gaan burgers samenwerken. Hierdoor raakt de samenleving verdeeld in groepen: de verzuiling.
Afsluiting

Slide 16 - Tekstslide

Paragraaf 2: Politieke stromingen
Staatsinrichting van Nederland

Slide 17 - Tekstslide

Antwoord
C

Slide 18 - Tekstslide

Tekst
socialisme
katholieken
liberalen
protestantse

Slide 19 - Sleepvraag

Tekst
socialisme
katholieken
liberalen
protestantse

Slide 20 - Sleepvraag

Tekst
socialisme
katholieken
liberalen
protestantse
timer
0:10

Slide 21 - Sleepvraag

Tekst
socialisme
katholieken
liberalen
protestantse
Vrijheid

Slide 22 - Sleepvraag

Socialisten
Protestanten
Katholieken
Liberalen

Slide 23 - Sleepvraag

Slide 24 - Tekstslide

§1.2
Politieke stromingen
A
Een liberaal parlement
Leerdoel:
Je kan uitleggen welke stromingen in het parlement bestonden en dat de liberalen de macht hadden.
Begrippen:
liberalisme
socialisme
confessionalisme
B
Sociale kwestie en schoolstrijd
Leerdoel:
Je kan beschrijven dat aanhangers van de verschillende politieke stromingen niet hetzelfde dachten over bijzonder onderwijs en de sociale kwestie
Begrippen:
industriële revolutie
verstedelijking
sociale kwestie
C
Stromingen organiseren zich
Leerdoel:
Je kan uitleggen hoe politieke stromingen zich onderling steeds meer gingen onderscheiden.
Begrippen:
emancipatie
verzuiling
 
censuskiesrecht
algemeen kiesrecht
 
sociale wetten
schoolstrijd

Slide 25 - Tekstslide

Gevolgen industriële revolutie:
  • Verstedelijking
  • De sociale kwestie
Leerdoel:
Je kan beschrijven dat aanhangers van de verschillende politieke stromingen niet hetzelfde dachten over bijzonder onderwijs en de sociale kwestie
Begrippen:
industriële revolutie
verstedelijking
sociale kwestie
§1.2
Politieke stromingen
B
DeBoze burgers
Sociale kwestie en schoolstrijd
 
sociale wetten
schoolstrijd

Slide 26 - Tekstslide

Verstedelijking:
  • Veel arme mensen trokken naar de fabriek voor werk
  • Gevolg: ontstaan steden. Dit noem je verstedelijking

§1.2
Politieke stromingen
B
DeBoze burgers
Sociale kwestie en schoolstrijd

Slide 27 - Tekstslide

De verslechtering van leef- en werkomstandigheden werd de sociale kwestie genoemd:
  • Lage lonen
  • Massale werkloosheid
  • Vrouwen- en kinderarbeid
  • Slechte woonomstandigheden
  • Slechte werkomstandigheden


§1.2
Politieke stromingen
B
DeBoze burgers
Sociale kwestie en schoolstrijd

Slide 28 - Tekstslide

Er waren nog weinig wetten om arme arbeiders te helpen. Dit soort wetten noem je sociale wetten.

De enige wet die er was:
  • armenwet. 


§1.2
Politieke stromingen
B
DeBoze burgers
Sociale kwestie en schoolstrijd

Slide 29 - Tekstslide

Er waren nog weinig wetten om arme arbeiders te helpen. Dit soort wetten noem je sociale wetten.

De enige wet die er was:
  • armenwet. 

Socialisten: Maak meer sociale wetten om armen te helpen.
Liberalen: Tegenstander van dit soort wetten. Regering moet zich niet bemoeien met burgers. 
Confessionelen: God had rijk en arm bepaald. Wetten waren dus niet nodig.


§1.2
Politieke stromingen
B
DeBoze burgers
Sociale kwestie en schoolstrijd

Slide 30 - Tekstslide

Een belangrijk conflict tussen liberalen, socialisten en confessionelen ging over het onderwijs.
  • In Nederland was Openbaar onderwijs en Bijzonder onderwijs (protestants of katholiek onderwijs).
  • De overheid betaalde alleen het neutrale Openbaar onderwijs. Confessionelen vonden dat Bijzonder onderwijs ook betaald moest worden door de overheid. De liberalen waren hier tegen.
  • Deze politieke ruzie wordt de schoolstrijd genoemd


§1.2
Politieke stromingen
B
DeBoze burgers
Sociale kwestie en schoolstrijd

Slide 31 - Tekstslide

Paragraaf 2: Politieke stromingen
Staatsinrichting van Nederland

Slide 32 - Tekstslide

5- Juist:
5 - Onjuist:
Test  Sociale Kwestie: welke zin klopt?
De Sociale Kwestie was een gevolg van de industrialisatie.
Armoede was een nieuw verschijnsel in de industriële samenleving.
In 1874 werd alle kinder-arbeid tot 12jr verboden.
De sociale wetten na 1880 waren een gevolg van de sociale spanningen.
In 1900 was de Sociale Kwestie deels opgelost.

Slide 33 - Sleepvraag

Liberalisme
Socialisme
Confessionalisme
Sociale kwestie vanuit geloof oplossen
Zo weinig mogelijk bemoeienis van de overheid 
de sociale kwestie wordt van zelf opgelost
de overheid moet de zwakkere helpen
Er moet algemeen kiesrecht komen
Overheid moet sociale wetten maken
Bijzondere scholen moeten ook betaald worden door de overheid

Slide 34 - Sleepvraag

Situatie 2e helft 19e eeuw:
  • Liberalen aan de macht. 
  • Arme burgers voelen zich achtergesteld
  • Burgers streven naar gelijke rechten: emancipatie
Leerdoel:
Je kan uitleggen hoe politieke stromingen zich onderling steeds meer gingen onderscheiden.
Begrippen:
emancipatie
verzuiling
§1.2
Politieke stromingen
C
DeBoze burgers
Stromingen organiseren zich

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

Ontstaan verzuiling:
  • Protestanten gaan eigen scholen, ziekenhuizen en politieke partijen oprichten om het leven van hun groep te verbeteren.
    Zij willen achterban beschermen tegen 'verkeerde' ideeën
  • Socialisten volgen. Zij wilden kiesrecht en sociale wetten voor arbeiders
  • Katholieken wilden einde aan discriminatie. 

Nederland kwam in de verzuiling:
  • Eigen scholen
  • Eigen verenigingen
  • Eigen vakbonden
  • Eigen media (krant, radio)
§1.2
Politieke stromingen
C
DeBoze burgers
Stromingen organiseren zich

Slide 37 - Tekstslide

Om op te komen voor hun belangen, richtten de stromingen elk eigen politieke partijen op. Deze partijen moet je (her)kennen:


§1.2
Politieke stromingen
C
DeBoze burgers
Stromingen organiseren zich
Stroming
Partijnaam
Personen
Opgericht
Protestanten
Antirevolutionaire partij (ARP)
Abraham Kuypers
1879
Liberalen
Liberale Unie
nvt
1885
Socialisten
(sociaal-democraten)
 Sociaal-democratische arbeiderspartij (SDAP)
Pieter Jelles Troelstra
1894
Katholieken
Rooms-Katholieke Staatspartij
(RKSP)
Herman Schaepman
1926

Slide 38 - Tekstslide

Om op te komen voor hun belangen, richtten de stromingen elk eigen politieke partijen op. Deze partijen moet je (her)kennen:


§1.2
Politieke stromingen
C
DeBoze burgers
Stromingen organiseren zich
Stroming
Partijnaam
Personen
Opgericht
Protestanten
Antirevolutionaire partij (ARP)
Abraham Kuypers
1879
Liberalen
Liberale Unie
nvt
1885
Socialisten
(sociaal-democraten)
 Sociaal-democratische arbeiderspartij (SDAP)
Pieter Jelles Troelstra
1894
Katholieken
Rooms-Katholieke Staatspartij
(RKSP)
Herman Schaepman
1926

Slide 39 - Tekstslide

Om op te komen voor hun belangen, richtten de stromingen elk eigen politieke partijen op. Deze partijen moet je (her)kennen:


§1.2
Politieke stromingen
C
DeBoze burgers
Stromingen organiseren zich
Stroming
Partijnaam
Personen
Opgericht
Protestanten
Antirevolutionaire partij (ARP)
Abraham Kuypers
1879
Liberalen
Liberale Unie
nvt
1885
Socialisten
(sociaal-democraten)
 Sociaal-democratische arbeiderspartij (SDAP)
Pieter Jelles Troelstra
1894
Rooms-Katholieken
Rooms-Katholieke Staatspartij
(RKSP)
Herman Schaepman
1926

Slide 40 - Tekstslide

Om op te komen voor hun belangen, richtten de stromingen elk eigen politieke partijen op. Deze partijen moet je (her)kennen:


§1.2
Politieke stromingen
C
DeBoze burgers
Stromingen organiseren zich
Stroming
Partijnaam
Personen
Opgericht
Protestanten
Antirevolutionaire partij (ARP)
Abraham Kuypers
1879
Liberalen
Liberale Unie
nvt
1885
Socialisten
(sociaal-democraten)
 Sociaal-democratische arbeiderspartij (SDAP)
Pieter Jelles Troelstra
1894
Rooms-Katholieken
Rooms-Katholieke Staatspartij
(RKSP)
Herman Schaepman
1926

Slide 41 - Tekstslide

Antwoord
  • Bij Thorbecke hoort 1 (= De belangrijkste liberale politicus van de 19e eeuw) 1  punt
  • Bij Kuyper hoort 5 (= Een protestantse leider met veel nieuwe ideeën) 1 punt

Slide 42 - Tekstslide

Antwoord
C

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Video