VTH 2 Toedienen van medicatie en medisch rekenen tabletten

Medicatie toedienen 2


1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Medicatie toedienen 2


Slide 1 - Tekstslide

leerdoelen
  • Je kunt de verschillende toedieningsvormen benoemen
  • Je herkent de juiste toedieningsvorm op het recept
  • Je past het geneesmiddel op de juiste wijze toe
  • Je herkent de meest voorkomende medicatiegroepen
  • Je benoemt tot welke medicatiegroep de meest voorkomende medicatie behoort
  • Je oefent medisch rekenen tabletten 

Slide 2 - Tekstslide

 Toedieningsvormen
  • per os/oraal >po
  • vaginaal
  • door middel van druppels
  • door middel van zalf > dermaal 
  • via de huid> transdermaal
  • per injectie > SC/IM/IV
  • per inhalatie/via de luchtwegen
  • via de slijmvliezen> verstuiving
  • rectaal >pa
  • intra-ossaal







Slide 3 - Tekstslide

Per os / Oraal
  • Let op pil grootte
  • Kan de patiënt slikken?
  • Malen of niet?
  • Mag het samen met eten/drinken ?
  • wisselwerking met andere medicatie ?

Slide 4 - Tekstslide

Per Anum / Rectaal
Hoe geef je medicatie rectaal ?

  1. Linker zij
  2. Opgetrokken knie

 complicaties klysma?

Slide 5 - Tekstslide

Zetpil 

Klysma

Rectiole


Slide 6 - Tekstslide

Hoe geef je een paracetamol zetpil ?

Slide 7 - Tekstslide

Verschillende vormen van laxeren
  1. oraal en rectaal
  2. macrogol, hoe werkt het ?
  3. klysma 's, welke soorten zijn er ?
  4. werking klysma, ontlasting verzachten, prikkeling darmen> peristaltiek, darmen "smeren"

Slide 8 - Tekstslide

wat is een contra-indicatie om rectaal medicatie te geven
A
aambeien
B
fissuur
C
rectaal bloedverlies
D
anale prolaps

Slide 9 - Quizvraag

medicatie toedienen via de huid
  • zalf, creme, pasta (dermaal)
- hygiene
-handschoenen
  • Pleister (transdermale toediening)
-steeds op andere plaats aanbrengen
-plaatsen; onder sleutelbeen/bovenarm/overgang rug naar bil, bovenbeen)
-pleister niet aanraken(handschoenen niet praktisch)


Slide 10 - Tekstslide

Oog druppelen / zalven
  • Controleer de houdbaarheidsdatum op de verpakking.
  • Schrijf op een nieuw flesje of tube de dag van openen
  • Raakt niet met het flesje of de tube het oog, oogleden of wimpers aan
  • niet uitwisselen !

Slide 11 - Tekstslide

Oor druppelen
  • Trek het oor wat naar achteren en naar boven
  • Druppel langs de gehoorgang
  • laat de cliënt zitten of liggen
  • zorg dat de druppels niet te koud zijn

Slide 12 - Tekstslide

Neus druppelen/spray
  • Lees goed of je in beide neusgaten moet sprayen , belangrijk bij sommige medicatie zoals midozalam neusspray
  • Soms flacons > spoelen

Slide 13 - Tekstslide

Inhalatie medicatie
Soorten;
  • poederinhalator
  • verstuiver (voorzetkamer)
  • vernevelaar

Slide 14 - Tekstslide

Soorten en Volgorde
1. kortwerkende luchtwegverwijders ( werkt snel)

2. langwerkende luchtwegverwijders

3.ontstekingsremmers

Slide 15 - Tekstslide

praktijkopdracht medicatie groepen
Ieder van jullie krijgt een aantal medicijnen uitgedeeld
Leg deze bij de juiste medicatiegroep
Je mag elkaar helpen !

Slide 16 - Tekstslide

groepen medicijnen
Medicijnen kunnen worden ingedeeld naar doel...
  • curatief (genezend)
  • symptomatisch (klachten verminderend)
  • palliatief (lijden verlichtend)
  • preventief (voorkómend)
  • suggestie wekken dat het werkt (placebo)

Slide 17 - Tekstslide

groepen medicijnen
Medicijnen kunnen worden ingedeeld naar chemische structuur...
  • benzodiazepinen
  • corticosteroïden
  • NSAID's etc

Slide 18 - Tekstslide

groepen medicijnen
Medicijnen kunnen worden ingedeeld naar bestrijding van ziekten of symptomen...
  • antidepressiva
  • anti-epileptica
  • antipsychotica
  • antibiotica
  • antihistaminica enz.

Slide 19 - Tekstslide

groepen medicijnen
Medicijnen kunnen worden ingedeeld naar therapeutisch effect...
  • pijnstillers 
  • angstdempers 
  • stemmingsstoornissen 
  • bloeddrukverlagers
  • plastabletten
  • misselijkheid
  • diabetes 
  • allergie
  • epilepsie
  • bacteriële infecties
  • antistolling 
  • laxeermiddelen 

Slide 20 - Tekstslide

vervolg groepen medicatie
pijnstillers (analgetica)
angstdempers (anxiolytica)
stemmingsstoornissen (anti-depressiva)
bloeddrukverlagers(antihypertensiva)
plastabletten (diuretica)
misselijkheid (anti-emetica)
diabetes (antidiabetica)
allergie (antihistaminica)
epilepsie (anti-epileptica)
bacteriële infecties (antibiotica)
antistolling (anti-coagulantia)
laxeermiddelen (laxantia) enz.

Slide 21 - Tekstslide

groepen medicijnen
Medicijnen die onder de opiumwet vallen. Deze hebben...
  • een verhoogd risico op misbruik
  • een verhoogd risico op verslaving

Slide 22 - Tekstslide

groepen medicijnen
Medicijnen die onder de opiumwet vallen. Ze horen tot de groep van de opioïden (of opiaten)...
  • fentanyl
  • morfine
  • oxycodon
  • tramadol enz.

morfine

Slide 23 - Tekstslide

groepen medicijnen
Opiaten...
  • moeten apart van andere medicijnen bewaard worden, achter slot en grendel
  • uitgifte moet dubbel gecontroleerd worden
  • naam zorgvrager en paraaf verstrekker moeten genoteerd

Slide 24 - Tekstslide

groepen medicijnen
In homeopathische medicijnen...
  • is de werkzame stof heel erg verdund, zodat deze niet schadelijk is voor de mens
  • de werkzame stof hoeft geen natuurlijke basis te hebben
  • sommigen zijn vrij verkrijgbaar, anderen via een homeopathisch arts

Mag je homeopathische medicatie geven aan een cliënt als verpleegkundige in een instelling ?

Slide 25 - Tekstslide

wat wordt verstaan onder cumulatie van medicijnen?
A
te veel medicijnen
B
ophoping van medicijnen in het lichaam
C
lichamelijke/ of psychische afhankelijkheid
D
steeds meer nodig voor dezelfde werking

Slide 26 - Quizvraag

Als een cliënt geestelijk en lichamelijk afhankelijk is van een medicijn dan is er sprake van...
A
complicatie
B
interactie
C
gewenning
D
verslaving

Slide 27 - Quizvraag

Wanneer een medicijn best niet samen met iets anders wordt toegediend of ingenomen, omwille van..
A
reactie
B
interactie
C
indicatie
D
indigestie

Slide 28 - Quizvraag

Iemand die een steeds hogere dosis van een medicijn nodig heeft, noemt men ook..
A
gewenning
B
bestemming
C
gewering
D
beleving

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Tekstslide