H4 Het weer H5 Geluid Herhaling voor toets




H4 Het weer H5 Geluid Herhaling voor toets
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les




H4 Het weer H5 Geluid Herhaling voor toets

Slide 1 - Tekstslide

Na deze les ...
... heb je het gevoel dat je klaar bent voor de toets. 

... kan je de luchtdruk berekenen.
... kan je de temperatuur in K, oF en oC berekenen.
... kan je verschillende weersverschijnselen verklaren. 

... kan je een rekenopgave over geluidssnelheid maken.
... kan je de frequentie van geluid bepalen m.b.v. een oscilloscoop.
... kan je uitleggen hoe geluid gemaakt en gehoord wordt.

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdstuk 4 Het weer

Slide 3 - Tekstslide

4.1 Luchtdruk
  • Barometer = Luchtdrukmeter
  • Lagedrukgebied --> Slecht weer
  • Hogedrukgebied --> Goed weer
  • Hoe hoger je bent, hoe lager de druk.

  • Manometer = onder- of bovendrukmeter
  • Absolute druk = luchtdruk + overdruk
  • Absolute druk + luchtdruk - onderdruk

Slide 4 - Tekstslide

De luchtdruk is 985 mbar.
Pim pompt zijn autoband op een overdruk van 1,8 bar. Wat is de absolute druk in de band?

Slide 5 - Open vraag

4.2 Temperatuur
  • Temperatuur meet je met een thermometer.

  • Temperatuur heeft de eenheden Celsius Fahrenheit en Kelvin. 

Slide 6 - Tekstslide

  • Temperatuur meet je met een thermometer.

  • Temperatuur heeft de eenheden Celsius Fahrenheit en Kelvin. 
Celsius en Fahrenheit
4.2 Temperatuur
Tc=(Tf32)95
Tf=Tc95+32
Celsius en Kelvin
Tc=Tk273
Tk=Tc+273

Slide 7 - Tekstslide

50 graden Celsius = .... K
A
- 223
B
50
C
273
D
323

Slide 8 - Quizvraag

5.3 Wolken en neerslag
  • De lucht kan waterdamp vasthouden. 
  • Hogere temperatuur --> Meer waterdamp.

  • Er ontstaat dauw als er meer waterdamp in de lucht zit dan de lucht kan vasthouden. De temperatuur die hierbij hoort heet het dauwpunt. 

  • Stapelwolken ontstaan omdat warme lucht opstijgt, afkoelt en dan het dauwpunt bereikt. 
  • De hoogte waarop wolken ontstaan is het condensatieniveau. 

Slide 9 - Tekstslide

Hoe noem je de hoogte waarop wolken ontstaan?
A
Wolkengrens
B
Wolkenhoogte
C
Condensatiegrens
D
Condensatieniveau

Slide 10 - Quizvraag

5.4 Onweer
  • Je kan een buis elektrisch laden door er over te wrijven. 
  • Een voorwerp dat zich ontlaadt raakt zijn lading weer kwijt.
  • Bij een ontlading door lucht kan er een vonk overspringen.

  • Een onweerswolk is ook geladen. 
  • Als de wolk ontlaadt zie je bliksem.
  • Rond de bliksem wordt de lucht heet en zet deze uit. 
  • Dit zorgt voor een knal, de donder.

Slide 11 - Tekstslide

Hoe kan je merken dat een voorwerp een beetje elektrisch geladen is.
A
Het trekt lichte voorwerpen aan.
B
Het stoot lichte voorwerpen af.
C
Er vliegen vonken vanaf.
D
Het geeft een pijnlijke schok.

Slide 12 - Quizvraag

5.5 Het versterkte broeikaseffect
  • De zon warmt de aarde op, maar deze warmte wordt ook weer afgegeven.
  •  In een broeikas komt de warmte binnen, maar deze wordt niet meer goed afgegeven --> De broeikas wordt steeds warmer.

  • De atmosfeer zorgt voor het broeikaseffect op aarde. 
  • Dit heet het natuurlijke broeikaseffect.
  • Door de uitstoot van broeikasgassen wordt het broeikaseffect steeds groter --> De aarde warmt op.

Slide 13 - Tekstslide

Welk gas zorgt (deels) voor de opwarming van de aarde.
A
Zuurstof
B
Koolstof
C
Koolstofdioxide
D
Stikstof

Slide 14 - Quizvraag

Hoofdstuk 5 Geluid

Slide 15 - Tekstslide

5.1 Geluid maken en ontvangen
  • Geluid maak je met een geluidsbron. 
  • Een luidspreker laat de conus trillen. 
  • Dit zorgt voor drukveranderingen in de lucht.
  • Je oren en hersenen maken hier ook echt geluid van. 

  • Geluid beweegt met de geluidssnelheid. 
  • De afstand die geluid aflegt kan je berekenen met de formule: s = vgeluid x t.

  • Het terugkaatsen van geluid noem je echo. 

Slide 16 - Tekstslide

Je ziet een bliksemflits, maar je hoort het geluid 4 s later pas.
De snelheid van geluid is 343 m/s.
Bereken de afstand tot het onweer.

Slide 17 - Open vraag

5.2 Toonhoogte
  • Met een oscilloscoop kan je geluid onderzoeken. 
  • Op een oscilloscoop kan je de trillingstijd aflezen. 
  • Met deze formule kan je dan de frequentie berekenen: f = 1 / T.
  • Een hokje op het scherm noem je een division (div).
  • Je instellen hoeveel milliseconde 1 div is. 

Slide 18 - Tekstslide

De oscilloscoop staat ingesteld op 2 ms/div. Bereken de frequentie.

Slide 19 - Open vraag

5.2 Toonhoogte
  • Mensen horen tonen tussen 20 en 20000 Hz.
  • Een toon hoger dan 20000 Hz noem je ultrasoon. 

  • Bij snaar instrumenten kan de toonhoogte ook aangepast worden.
  • Lange snaar --> Lagere toon
  • Dikke snaar --> Lagere toon
  • Strakke snaar --> Hogere toon 

Slide 20 - Tekstslide

5.3 Geluidssterkte
  • De oscilloscoop laat ook zien hoe sterk het geluid is. 
  • De golven hebben dan een grotere amplitude.
  • De amplitude kan je ook instellen (in mV/div).

  • Meestal wordt geluidssterkte gemeten in decibel of dB.
  • Pas je deze meting aan aan het menselijk gehoor dan noem je dit dB(A).
  • 0 dB(A) is de gehoorgrens.
  • 140 dB(A) is de pijngrens.

Slide 21 - Tekstslide

5.3 Rekenen met geluidssterkte
  • Verdubbeld de geluidssterkte, dan komt er 3 dB bij.

  • 1 auto maakt een geluid van 80 dB.
  • 2 auto's maken samen een geluid van 83 dB. 

Slide 22 - Tekstslide

Een zanger maakt een geluid van 84 dB.
Bereken de geluidssterkte van een koor van 32 zangers.
A
84 dB
B
87 dB
C
99 dB
D
116 dB

Slide 23 - Quizvraag

5.4 Geluid versterken
  • Je kan geluid versterken met een geluidssysteem. 
  • Hiervoor heb je een microfoon, versterker en luidspreker nodig.

Slide 24 - Tekstslide

Geluid versterken doe je alleen tijdens een concert.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quizvraag