Les 05-03-2021, herhaling 5.5 en 5.6

Planning voor de les:
4 minuten: binnenkomst, welkom en spullen voor.
5 minuten: voorkennis testen
1 minuut: leerdoelen en huiswerk
20 minuten: uitleg 
5 minuten: leerdoelen testen
25 minuten: aan het werk!

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Planning voor de les:
4 minuten: binnenkomst, welkom en spullen voor.
5 minuten: voorkennis testen
1 minuut: leerdoelen en huiswerk
20 minuten: uitleg 
5 minuten: leerdoelen testen
25 minuten: aan het werk!

Slide 1 - Tekstslide

Loonbelasting is een ... belasting.
A
directe
B
indirecte

Slide 2 - Quizvraag

Belasting die je betaalt wanneer je een product koopt is een voorbeeld van .....
A
directe belasting.
B
indirecte belasting.

Slide 3 - Quizvraag

Wat is btw?
A
belasting toenemende waarde
B
belasting toegevoegde waarde
C
belasting toegevoegde winkel
D
belasting tegen waarde

Slide 4 - Quizvraag

Welke sociale zekerheid ontvang je als je werkloos bent?
A
AOW
B
WW
C
WIA
D
ZW

Slide 5 - Quizvraag

de sociale zekerheid wordt betaald met......
A
Belastinggeld en sociale premies
B
sociale premies
C
Belastinggeld

Slide 6 - Quizvraag

Er zijn twee soorten sociale verzekeringen: werknemersverzekeringen en volksverzekeringen. Dit is:
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Leerdoelen:
1. Alles van paragraaf 5.5 en 5.6

HUISWERK: Alle opdrachten van 5.5 en 5.6

Slide 8 - Tekstslide

Paragraaf 5.5

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

en voor jongeren...
- kinderbijslag
- basisbeurs, aanvullende beurs en lening
- werkloos vanaf 21 jaar
- arbeidsongeschikt wajong

Slide 11 - Tekstslide

actief of inactief?
actieven: mensen die betaald werk hebben. Zij dragen belasting en premies af voor de inactieven

inactieven: mensen zonder betaald werk die een uitkering ontvangen.

Om de sociale zekerheid betaalbaar te houden moet er een goede verhouding bestaan tussen deze twee groepen.



Slide 12 - Tekstslide

Actieven betalen mee aan de inkomens van de inactieven

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?

Slide 15 - Tekstslide

Sociale zekerheid voor jongeren:
Het zusje van Rian is 14 jaar. Zij krijgt:
A
kinderbijslag.
B
Wajong-uitkering.
C
bijstand.
D
studiefinanciering.

Slide 16 - Quizvraag

Sociale zekerheid voor jongeren:
Sofie volgt op de universiteit een opleiding geschiedenis. Ze krijgt:
A
kinderbijslag.
B
Wajong-uitkering.
C
Een lening en mogelijk aanvullende beurs + OV
D
Basisbeurs en mogelijk aanvullende beurs + OV

Slide 17 - Quizvraag

Sociale zekerheid voor jongeren:
Rian kan niet werken door een lichamelijke handicap. Ze krijgt:
A
kinderbijslag.
B
Wajong-uitkering.
C
bijstand.
D
studiefinanciering.

Slide 18 - Quizvraag

Paragraaf 5.6

Slide 19 - Tekstslide

Bruto- en nettoloon
  • Brutoloon = afgesproken loon met werkgever
  • Nettoloon = brutoloon - (loonbelasting - sociale premies)

  • TIP: BRUTOLOON IS ALTIJD HOGER DAN NETTOLOON

Slide 20 - Tekstslide

Werkgever houdt in op brutoloon
  • loonheffing
  • sociale premies

Slide 21 - Tekstslide

Van bruto naar nettoloon
Brutoloon (loon waarop niets is ingehouden)
- loonbelasting
- sociale premies
= Nettoloon (loon dat je ontvangt op bankrekening)

Loonheffing= loonbelasting + sociale premies

Slide 22 - Tekstslide

€ ............
€ 400,-
€ 1200,-
€ 3.500,-
Brutoloon
Nettoloon = brutoloon - (loonbelasting + sociale premies)

Slide 23 - Tekstslide

Brutoloon naar Nettoloon
Brutoloon 
Premies -
Belasting - 
---------------------
= Nettoloon

Oefening:
Brutoloon = 2500 euro
Premie = 200 euro
Belasting = 700 euro
Nettoloon = ...... 

Slide 24 - Tekstslide

Ondernemers
  • inkomstenbelasting (belasting die ze betalen over hun inkomen)
  • premie volksverzekeringen ( sociale verzekering die geldt voor gehele bevolking)

betalen ze over de nettowinst van hun bedrijf.

Slide 25 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?

Slide 26 - Tekstslide

Hoe ontstaat het verschil tussen je bruto- en nettoloon?

Slide 27 - Open vraag

Waar bestaat loonheffing uit?

Slide 28 - Open vraag

Opdracht
Je brutoloon is € 2.400. Daarop wordt € 210 aan loonbelasting ingehouden en € 95 aan sociale premies. Je krijgt een reiskostenvergoeding van € 80. Bereken je nettoloon.

Slide 29 - Open vraag

Uitwerking
Nettoloon = brutoloon – inhoudingen

€ 2.400 - € 210 - € 95 + € 80 = €2.175,00

Slide 30 - Tekstslide

Bereken het nettoloon:
Brutoloon: €3.000, Loonbelasting: €800, sociale premies: €150.
A
€3.950
B
€2.200
C
€2.050
D
€1.950

Slide 31 - Quizvraag

HUISWERK
Opdrachten paragraaf 5.5 en 5.6

Slide 32 - Tekstslide