Voltooid deelwoord H32 17 oktober

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
- het voltooid deelwoord
- het onvoltooid deelwoord

Slide 2 - Tekstslide

Na deze les
- heb je herhaald hoe je het voltooid deelwoord spelt.

Slide 3 - Tekstslide

Even oefenen: schrijf alle pv's op.
1. Ik las in de krant dat de wijkvereniging dit jaar op 14 februari een avondje speeddaten voor konijnen organiseert.

2. Konijnen leven in het wild als groepsdieren, maar ze belanden vaak in hun eentje bij hun baasje.

3. De dierenbescherming hoopt dat sommige konijnen op deze Valentijnsavond elkaar beter leren kennen.


Slide 4 - Tekstslide

Even oefenen: schrijf alle pv's op.
1. Ik las in de krant dat de wijkvereniging dit jaar op 14 februari een avondje speeddaten voor konijnen organiseert.

2. Konijnen leven in het wild als groepsdieren, maar ze belanden vaak in hun eentje bij hun baasje.

3. De dierenbescherming hoopt dat sommige konijnen op deze Valentijnsavond elkaar beter leren kennen.


Slide 5 - Tekstslide

Wat doet de persoonsvorm ook alweer in de zin?
1.Geeft de tijd aan (tt of vt)

Hij liep naar huis/ Hij loopt naar huis.

2. Geeft het getal aan (relatie met onderwerp = congruentie)
De vrouw liep naar huis/De vrouwen liepen naar huis. 

Slide 6 - Tekstslide

Zwakke werkwoorden
te(n) of de(n) achter de ik-vorm tt plaatsen

Ik lachte
Hij lachte
Wij lachten


Slide 7 - Tekstslide

Zwakke werkwoorden
te(n) of de(n) achter de ik-vorm tt plaatsen

Ik antwoordde
Hij antwoordde
Wij antwoordden


Slide 8 - Tekstslide

Lachten of lachden?
Maak het woord langer en kijk of je een t of d hoort.

Verhuisde , dus ik ben verhuisd.

juichte, dus ik heb gejuicht

Slide 9 - Tekstslide

Lachten of lachden?
Ezelsbruggetje voor de verleden tijd.

't (e)x-f(o)ksch(aa)p  of 't k(o)fsch(i)p (maak een keuze)
Gebruik het hele werkwoord en haal er  -en vanaf. Dit noem je de stam van het werkwoord. Vaak is dit al de ik-vorm. Maar niet altijd!

Zit een van de medeklinkers erin? Dan te(n)
Niet in 't ex-fokschaap of 't kofschip? Dan de(n)

Slide 10 - Tekstslide

voltooid deelwoord


Ik huil (tt). → Ik ben aan het huilen.
Ik heb gehuild →Ik ben niet meer aan het huilen. Dit noemen we de voltooid tegenwoordige tijd.
Ik heb gelopen.
Ik ben verhuisd.


Slide 11 - Tekstslide

voltooid deelwoord



Ik had gehuild →. Dit noemen we de voltooid verleden tijd.
Ik had gelopen.
Ik was verhuisd.


Slide 12 - Tekstslide

voltooid deelwoord
Samen met een ander werkwoord (hebben of zijn = hulpwerkwoord)

Ik ben verhuisd.
Ik heb gegeten.
Ik ben ontdekt.
Woorden met ge-, ver-   be-, ver-, ont-, of her-
Vaak met ge- ervoor. 
 

Slide 13 - Tekstslide

Onvoltooid deelwoord
Liggend op een luchtbed, dobberde hij op het water.

Juichend stond hij aan de lijn.  

Spelling:
Infinitief + d

Je doet iets, terwijl je ook iets anders aan het doen bent/was

Slide 14 - Tekstslide

Engelse werkwoorden (paragraaf 5.10)
Basisregel:
Je volgt zoveel mogelijk de Nederlandse regels. Alleen let je er wel op of de uitspraak dan nog klopt.
Bijvoorbeeld:
racen: stam = rac (- en). Dan krijg je: hij ract. Dat klinkt niet, dus is het:
Ik race, de e komt dus bij de ik-vorm. Je gebruikt dus eigenlijk de Engelse ik-vorm.

Ik racete, ik heb geracet (racete, je hoort een t-klank, dus ik heb geracet). 

Slide 15 - Tekstslide

Voltooide deelwoorden bijvoeglijk gebruikt
voltooid:
de gelopen race
de vergane glorie ( Voltooid deelwoord is vergaan, maar schrijf het zo kort mogelijk op als je het bijvoeglijk gebruikt.)

d of t: schrijf het op zoals je het hoort.
De kapotte lamp. 
Het verbrande papier

Slide 16 - Tekstslide

Maken

Afmaken in Learnbeat 3.6 G
Daarna: 10.1 B

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide