Les 19 P2 2HV Preparaciones SO voca + hh interrogativos
¡Bienvenidos a tu clase de español!
19
Hoy es lunes
17 de enero de 2022
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2
In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
¡Bienvenidos a tu clase de español!
19
Hoy es lunes
17 de enero de 2022
Slide 1 - Tekstslide
Prepárate para la clase
Maak je klaar voor de les...
timer
1:00
¡Importante!
Tu portátil aún está cerrado
Je laptop is nog dicht.
Tu móvil está apagado en y tu bolsa o mochila, la cualestá al suelo
Je mobiel is uit en in je tas en die staat op de grond.
Tienes tu cuaderno, portátil y bolígrafo
Schrift, laptop en pen heb je bij je.
¡Haz caso y guarda el silencio!
Let op! Oren open en wees stil!
Slide 2 - Tekstslide
El programa de hoy
voca doornemen
nakijken bijvoeglijk nw
practicar
Werken aan nieuwe taak herhaalstof/ leren samenvatting + quizlet
Hoy es lunes,
el 28 de marzo de 2022
Slide 3 - Tekstslide
Voca + werkwoorden roze blad 2.1 /2.2 (A) 1 de middelbare school 2 nu 3 de bushalte 4 meer 5 het nummer 6 de foto 7 de kledingwinkel 8 tegenover 9 het winkelcentrum 10 de apotheek
timer
4:00
Slide 4 - Open vraag
Voca 2.1 t/m 2.3 + ww roze blad 1 tot morgen! 2 de straat 3 leuk 4 naar rechts 5 dar 6 necesitar 7 trabajar 8 pedir 9 conocer 10 poner
timer
4:00
Slide 5 - Open vraag
Voca 2.3 en ww roze blad 1 De tomaat 2 het brood 3 jij wilt 4 jij weet 5 alles 6 todo 7 buscar 8 saber 9 hacer 10 escuchar
timer
4:00
Slide 6 - Open vraag
Het bijvoegelijk naamwoord (El adjetivo)
(let op mannelijk/ vrouwelijk, meervoud en plek in de zin!)
La mochila (rojo) ______ es de María José
El cuaderno (verde) ______ está en tu mochila
La clase de español es muy (pequeño)______
Los abuelos de Pepe son muy (simpático)_____________
Las estaciones de trenes en París son muy (grande)_________
Los padres de Rosa son (estricto) __________
Los pasteles están muy ( rico)
timer
1:00
Slide 7 - Tekstslide
vraagwoorden
Slide 8 - Tekstslide
Welk vraagwoord moet in de zin komen:
¿ __________ te llamas?
A
Qué
B
Cómo
C
Cuándo
D
Cuánto
Slide 9 - Quizvraag
Welk vraagwoord moet in de zin komen:
¿ __________ vas a hablar con ella?
A
Por qué
B
Cómo
C
Cuándo
D
Quién
Slide 10 - Quizvraag
Welk vraagwoord moet in de zin komen:
¿ __________ vives tú? Vivo en Kudelstaart
A
Dónde
B
Cuánto
C
Cuándo
D
Quién
Slide 11 - Quizvraag
Welk vraagwoord moet in de zin komen:
¿ __________ es tu casa? Mi casa es bonita y grande
A
Dónde
B
Cuánto
C
Cuándo
D
Cómo
Slide 12 - Quizvraag
Welk vraagwoord moet in de zin komen:
¿ __________ vamos a comer? En veinte minutos.
A
Dónde
B
Cuánto
C
Cuándo
D
Qué
Slide 13 - Quizvraag
Welk vraagwoord moet in de zin komen:
¿ __________ vamos a comer? Una pizza con mucho queso.
A
Dónde
B
Cuánto
C
Cuándo
D
Qué
Slide 14 - Quizvraag
Welk vraagwoord moet in de zin komen:
¿ __________ es tu película favorita? Mi película favorita es "Coco"
A
Cuál
B
Cuánto
C
Cuándo
D
Qué
Slide 15 - Quizvraag
Welk vraagwoord moet in de zin komen:
¿ __________ son ellos? Son mis amigos Paco y José. ¿ Y tú? ¿_________eres?
A
Cuál / Cuáles
B
Cuánto/ Cuántas
C
Quiénes / Quién
D
Quién / Quiénes
Slide 16 - Quizvraag
wat betekent "aquí tiene" en wát is het verschil met "aquí tienes"?
Slide 17 - Woordweb
Hay, ser of estar? En la cocina ...... una nevera y un horno.
A
hay
B
está
C
es
D
están
Slide 18 - Quizvraag
Om in het Spaans aan te geven hoe oud je bent, zeg je...
A
Yo estoy.... años
B
yo tengo .... años
C
yo soy .... años
Slide 19 - Quizvraag
Vul de juiste vervoeging van ESTAR in:
Los padres de Javier .........en Colombia
A
están
B
estás
C
estáis
D
estoy
Slide 20 - Quizvraag
Vul de juiste vervoeging van ESTAR in:
Nosotras ...... en la clase de español
A
está
B
estáis
C
están
D
estamos
Slide 21 - Quizvraag
Vul de juiste vervoeging van ESTAR in: Los abuelos ______ muy orgullosos de sus nietos .
A
está
B
estáis
C
están
D
estamos
Slide 22 - Quizvraag
Vul de juiste vervoeging van ESTAR in:
Yo _____ muy cansado y quiero dormir
A
está
B
estoy
C
están
D
estamos
Slide 23 - Quizvraag
Als je in het Spaans wilt zeggen dat je vader bij de politie werkt, zeg je:
A
Mi padre está policía.
B
Mi padre trabaja como policía.
C
Mi padre es policia.
D
Mi padre tiene policía
Slide 24 - Quizvraag
Vul de juiste vervoeging van SER in:
Juan y yo ........ hermanos
A
son
B
soy
C
somos
D
sois
Slide 25 - Quizvraag
Vul de juiste vervoeging van SER in:
María .... española, Jan y Sanne .... holandéses y yo .... turco
A
eres, son, soy
B
soy, es, son
C
somos, sois, soy
D
es, son, soy
Slide 26 - Quizvraag
zinnen maken (hay, estar, ser)
Zijn jullie naast het huis?
Is er internet in de bibliotheek?
Het centrum van Barcelona is mooi.
Het ziekenhuis is ver.
Carmen en Laura zijn aardig.
De viswinkel is aan de linkerkant.
Ik ben in de supermarkt.
Zijn er appels?
Er is brood in de winkel
Slide 27 - Tekstslide
APRENDE (LEER): Voor SO woensdag a.s.:
VOCA 2.1 t/m 2.3 ( NL> ESP)
Roze werkwoordenblad 1 t/m 25 (ESP > NL)
Regelmatige ww op -AR, -ER, -IR (kunnen vervoegen en toepassen)
llamarse (en andere -SE werkwoorden
NIEUWE STOF: hay/estar/ser (zowel kunnen vervoegen als verschil)