5.5 Gedrag

Vak: Biologie
Hoofdstuk: 5.5
1.
Lesopening
2. 
Lesdoel 
3.
Arrangementen + Mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vak: Biologie
Hoofdstuk: 5.5
1.
Lesopening
2. 
Lesdoel 
3.
Arrangementen + Mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Tekstslide

1. Lesopening
Pak je boek van biologie en open deze op blz 109. 

Slide 2 - Tekstslide

2. Lesdoel 
Aan het einde van de les:
- kun je uitleggen wat gedrag is
- kun je uitleggen waardoor gedrag wordt bepaald.
- kun je het verschil benoemen tussen observatie en interpretatie van gedrag.

Slide 3 - Tekstslide

3. Arrangementen
- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie.
Je maakt zelfstandig opdracht 1 t/m 4 op blz 112 t/m 113.
Lars 

- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag. 
Angelo, Daan, Philip, Vince & Justin

- Intensief: doe mee aan de mini-check. Instructie volgen, kom aan de groepstafel zitten. 
Jules

Slide 4 - Tekstslide

Mini-check
Leerlingen in het basis en intensief arrangement doen mee met de mini-check. 

Slide 5 - Tekstslide

Waar of niet waar?
Gedrag bestaat uit handelingen die met elkaar samenhangen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Hoe heet een reactie op een prikkel?
A
Bewegen
B
Respons
C
Impuls
D
Reflex

Slide 7 - Quizvraag


Fietsen op een fiets is een voorbeeld van aangeboren gedrag.
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een waarde?
A
Je mag niet stelen
B
Iemand aanspreken met "u".
C
Je mag niet liegen
D
Eerlijkheid

Slide 9 - Quizvraag

Wie maakt wat?

Had je 3/4 vragen goed, dan ga je zelfstandig aan de slag. Je maakt opdracht 1 t/m 4 op blz 112 t/m 113.

De rest doet mee met de instructie. 

Slide 10 - Tekstslide

Wat is gedrag? 
Gedrag bestaat uit handelingen die met elkaar samenhangen. Deze handelingen hebben samen een doel. 

Gedragsketen: handelingen die elkaar in een vaste volgorde opvolgen, waarbij het effect van de 
ene handeling leidt tot een 
volgende handeling.

Slide 11 - Tekstslide

Reageren
Een prikkel is een invloed van de omgeving, bijvoorbeeld geluid van telefoon. Jouw zintuigen reageren hierop, dit noem je een respons. 

Prikkels kunnen van binnen uit komen (ontstaan in je lichaam). 
-> Bijvoorbeeld: honger
Prikkels kunnen ook van buiten af komen (ontstaan buiten je lichaam)
-> Bijvoorbeeld: ruiken van versgebakken wafels. 

Slide 12 - Tekstslide

Motivatie
Motivatie is de bereidheid tot het verrichten van bepaald gedrag door een prikkel. 

Bijvoorbeeld: 
Je hebt honger en je ruikt vers brood. Je motivatie om te eten is dan hoog. 

Slide 13 - Tekstslide

Aangeboren en aangeleerd
  •  Aangeboren gedrag: gedrag dat niet aangeleerd hoeft te worden. Bijvoorbeeld: Kittens die gaan drinken bij hun moeder. Dit kunnen ze meteen. 
  • Aangeleerd gedrag: gedrag dat ontstaat door te leren.                    Bijvoorbeeld: Leren eten met een lepel, leren fietsen. 

Slide 14 - Tekstslide

Sociaal gedrag
Soms wordt het gedrag beïnvloed door anderen, bijvoorbeeld vrienden. Dit noem je sociaal gedrag. Het gedrag van een mens (of dier) is een prikkel voor een handeling bij een ander. 

                                                                               
Bijvoorbeeld: 
Je ziet een bekende lopen, hij steekt zijn hand op. Jij zwaait terug. 

Slide 15 - Tekstslide

Gedrag van mensen
Om goed met elkaar te kunnen leven, hebben mensen normen en waarden. 
Waarden: 
Dingen die mensen belangrijk vinden in het leven.
Normen:
Gedragsregels waarvan veel mensen vinden dat jij je daaraan moet houden.
Bijvoorbeeld: 
Eerlijkheid
Bijvoorbeeld: 
Je mag niet stelen

Slide 16 - Tekstslide

Observatie en interpretatie
Een hand opsteken is een signaal. Dit signaal kan verschillende betekenissen hebben. 

  • Het feitelijke gedrag (gedrag dat je ziet), noem je observatie. 
Bijvoorbeeld: hand opsteken, kwispelen staart bij een hond.
  • Wat jij denkt dat dit gedrag betekent, noem je interpretatie
Bijvoorbeeld: de hond is blij, want hij kwispelt met zijn staart. 

Slide 17 - Tekstslide

5. Begeleid inoefenen
Wie kan zelfstandig aan de slag (basis)?
Angelo, Daan, Philip, Vince & Justin jullie maken zelfstandig opdracht 1 t/m 4 op blz 112 t/m 113.

Wie heeft nog extra instructie nodig (intensief)? Jules of had je alle vragen van de mini-check fout?  Wij maken samen opdracht 2.

Slide 18 - Tekstslide

6. Zelfstandig werken
Je maakt zelfstandig opdracht 1 t/m 4 op blz 112 t/m 113.



Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na.
Daarna maak je de inzichtsvragen op blz 113 t/m 116.
timer
1:00

Slide 19 - Tekstslide



 Aan het einde van deze les:
- kun je uitleggen wat gedrag is? 
- kun je uitleggen waardoor gedrag wordt bepaald? 
- kun je het verschil benoemen tussen observatie en interpretatie van gedrag? 
Leerdoelen van deze les LJ1
Hoeveel sterren geef je jezelf? 
Minimaal 1 ster, maximaal 5 sterren per doel. 
Ik kan uitleggen wat gedrag is
Ik kan uitleggen waardoor gedrag wordt bepaald
Ik kan het verschil benoemen tussen observatie en interpretatie van gedrag

Slide 20 - Sleepvraag

Huiswerk & Toetsen
Huiswerk LJ1: 
Woensdag 3 april 
5.5 opdracht 1 t/m 4

Toetsen LJ1: 


Slide 21 - Tekstslide