LJ1 5.5 Gedrag - LJ2 5.5 Geschiedenis en leven op aarde

Vak: Biologie
Hoofdstuk: 5.5
1.
Lesopening
2. 
Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen
3.
Mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vak: Biologie
Hoofdstuk: 5.5
1.
Lesopening
2. 
Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen
3.
Mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Tekstslide

1. Lesopening
LJ 1: Pak je boek van biologie en open deze op blz 109

LJ 2: Lees de theorie van paragraaf 5.5 in stilte goed door. Vanaf blz 143. Maak daarna de samenhang op blz 152 en 153.

Huiswerk controle


Slide 2 - Tekstslide

2. Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen
Aan het einde van de les:
- kun je uitleggen wat gedrag is
- kun je uitleggen waardoor gedrag wordt bepaald.
- kun je het verschil benoemen tussen observatie en interpretatie van gedrag.

Leergebiedoverstijgende doelen:
Plannen en organiseren
- Neem in je agenda op wat je de komende week moet leren
- Pas je planning aan (indien nodig) voor de andere helft van de week

Slide 3 - Tekstslide

3. Mini-check + arrangementen
Verdiept arrangement --> 8 of hoger: Jessica
Jij maakt zelfstandig opdracht 1 t/m 4 op blz 112 t/m 113.


De rest doet mee met de mini-check.

Slide 4 - Tekstslide

Waar of niet waar?
Gedrag bestaat uit handelingen die met elkaar samenhangen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Hoe heet een reactie op een prikkel?
A
Bewegen
B
Respons
C
Impuls
D
Reflex

Slide 6 - Quizvraag


Fietsen op een fiets is een voorbeeld van aangeboren gedrag.
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een waarde?
A
Je mag niet stelen
B
Iemand aanspreken met "u".
C
Je mag niet liegen
D
Eerlijkheid

Slide 8 - Quizvraag

Wie maakt wat?

Had je 3/4 vragen goed, dan ga je zelfstandig aan de slag. Je maakt opdracht 1 t/m 4 op blz 112 t/m 113.

De rest doet mee met de instructie. 

Slide 9 - Tekstslide

Wat is gedrag? 
Gedrag bestaat uit handelingen die met elkaar samenhangen. Deze handelingen hebben samen een doel. 

Gedragsketen: handelingen die elkaar in een vaste volgorde opvolgen, waarbij het effect van de 
ene handeling leidt tot een 
volgende handeling.

Slide 10 - Tekstslide

Reageren
Een prikkel is een invloed van de omgeving, bijvoorbeeld geluid van telefoon. Jouw zintuigen reageren hierop, dit noem je een respons. 

Prikkels kunnen van binnen uit komen (ontstaan in je lichaam). 
-> Bijvoorbeeld: honger
Prikkels kunnen ook van buiten af komen (ontstaan buiten je lichaam)
-> Bijvoorbeeld: ruiken van versgebakken wafels. 

Slide 11 - Tekstslide

Motivatie
Motivatie is de bereidheid tot het verrichten van bepaald gedrag door een prikkel. 

Bijvoorbeeld: 
Je hebt honger en je ruikt vers brood. Je motivatie om te eten is dan hoog. 

Slide 12 - Tekstslide

Aangeboren en aangeleerd
  •  Aangeboren gedrag: gedrag dat niet aangeleerd hoeft te worden. Bijvoorbeeld: Kittens die gaan drinken bij hun moeder. Dit kunnen ze meteen. 
  • Aangeleerd gedrag: gedrag dat ontstaat door te leren.                    Bijvoorbeeld: Leren eten met een lepel, leren fietsen. 

Slide 13 - Tekstslide

Sociaal gedrag
Soms wordt het gedrag beïnvloed door anderen, bijvoorbeeld vrienden. Dit noem je sociaal gedrag. Het gedrag van een mens (of dier) is een prikkel voor een handeling bij een ander. 

                                                                               
Bijvoorbeeld: 
Je ziet een bekende lopen, hij steekt zijn hand op. Jij zwaait terug. 

Slide 14 - Tekstslide

Gedrag van mensen
Om goed met elkaar te kunnen leven, hebben mensen normen en waarden. 
Waarden: 
Dingen die mensen belangrijk vinden in het leven.
Normen:
Gedragsregels waarvan veel mensen vinden dat jij je daaraan moet houden.
Bijvoorbeeld: 
Eerlijkheid
Bijvoorbeeld: 
Je mag niet stelen

Slide 15 - Tekstslide

Observatie en interpretatie
Een hand opsteken is een signaal. Dit signaal kan verschillende betekenissen hebben. 

  • Het feitelijke gedrag (gedrag dat je ziet), noem je observatie. 
Bijvoorbeeld: hand opsteken, kwispelen staart bij een hond.
  • Wat jij denkt dat dit gedrag betekent, noem je interpretatie
Bijvoorbeeld: de hond is blij, want hij kwispelt met zijn staart. 

Slide 16 - Tekstslide

5. Begeleid inoefenen
Had je geen of 1 vraag goed bij de mini-check -->
Dan maken we samen opdracht 2. 

Slide 17 - Tekstslide

6. Zelfstandig werken
Je maakt zelfstandig opdracht 1 t/m 4 op blz 112 t/m 113.



Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na.
Daarna maak je de inzichtsvragen op blz 113 t/m 116.
timer
1:00

Slide 18 - Tekstslide

2. Lesdoel
Aan het einde van de les:
- Kun je beschrijven hoe fossielen zijn ontstaan
- Kun je benoemen dat soorten verwant zijn als ze een gemeenschappelijke voorouder hebben.


Leergebied overstijgende doelen:
Plannen en organiseren
- Neem in je agenda op wat je de komende week moet leren
- Pas je planning aan (indien nodig) voor de andere helft van de week

Slide 19 - Tekstslide

3. Mini-check + arrangementen
Verdiept arrangement --> 8 of hoger: Bregje
Jij maakt zelfstandig opdracht 1 t/m 3 op blz 147 t/m 148


De rest doet mee met de mini-check.

Slide 20 - Tekstslide

Wat zijn fossielen?

Slide 21 - Open vraag

Waarom was er aan het begin van de aarde geen leven mogelijk op aarde?

Slide 22 - Open vraag

Wanneer ontstonden er land dieren?
A
450 miljoen jaar geleden
B
500 miljoen jaar geleden
C
350 miljoen jaar geleden
D
400 miljoen jaar geleden

Slide 23 - Quizvraag

Wat betekent ' verwantschap'?

Slide 24 - Open vraag

Wie maakt wat
Had je 3/4 vragen van de mini-check goed, dan maak je de opdrachten zelfstandig.
Opdracht 1 t/m 3 op blz 147 t/m 148

De rest doet mee met de instructie. 

Slide 25 - Tekstslide

Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van organismen, of afdrukken in gesteenten. Fossielen ontstaan als de resten van organismen worden bedekt door lagen van zand- of kleideeltjes. Als dit snel gebeurt, krijgen bacteriën en schimmels niet de tijd om de resten helemaal af te breken. De zand- en kleideeltjes verstenen en het fossiel blijft bewaard. Zachte delen vergaan vaak te snel om te kunnen fossiliseren. Van schelpdieren worden dan ook veel meer fossielen gevonden dan van bijvoorbeeld wormen. 

Slide 26 - Tekstslide

In de onderstaande afbeelding zie je voorbeelden van fossielen.

Slide 27 - Tekstslide

Ontstaan van fossielen

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

5. Begeleid inoefenen
Geen of 1 vraag goed bij de mini-check -->
Dan maak je samen met de leerkracht opdracht 1 en 2!

Slide 30 - Tekstslide

6. Zelfstandig werken
LJ1 - Je maakt zelfstandig opdracht 1 t/m 4 op blz 112 t/m 113.
LJ2 - Je maakt zelfstandig opdracht 1 t/m 3 op blz 147 t/m 148


Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na.
Daarna maak je de inzichtsvragen op blz 148 t/m 152
timer
1:00

Slide 31 - Tekstslide



 Aan het einde van deze les:
- kun je uitleggen wat gedrag is? 
- kun je uitleggen waardoor gedrag wordt bepaald? 
- kun je het verschil benoemen tussen observatie en interpretatie van gedrag? 
Leerdoelen van deze les LJ1
Hoeveel sterren geef je jezelf? 
Minimaal 1 ster, maximaal 5 sterren per doel. 
Ik kan uitleggen wat gedrag is
Ik kan uitleggen waardoor gedrag wordt bepaald
Ik kan het verschil benoemen tussen observatie en interpretatie van gedrag

Slide 32 - Sleepvraag



 Aan het einde van deze les:
- kun je beschrijven hoe fossielen zijn ontstaan
- kun je benoemen dat soorten verwant zijn als ze een gemeenschappelijke voorouder hebben
Leerdoelen van deze les LJ2
Hoeveel sterren geef je jezelf? 
Minimaal 1 ster, maximaal 5 sterren per doel. 
Ik kan uitleggen hoe fossielen zijn ontstaan
Ik uitleggen dat soorten verwant zijn als ze een gemeenschappelijke voorouder hebben

Slide 33 - Sleepvraag

Huiswerk & Toetsen
Huiswerk LJ1: 
Donderdag 20 april 
5.5 opdracht 1 t/m 4


Huiswerk LJ2: 
Donderdag 20 april 
5.5 opdracht 1 t/m 3
Toetsen LJ1: 




Toetsen LJ2: 

Slide 34 - Tekstslide