In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Woordvolgorde tip: tb p. 43
Slide 1 - Woordweb
helped - an - old lady - I - at the train station - yesterday.
Slide 2 - Open vraag
Waar staan ze in de zin?
Deze woorden geven aan hoe vaak iets gebeurt. 1. Ze staan vaak voor het werkwoord.
I always get nervous before a concert. You often go to the cinema. We never play tennis.
Slide 3 - Tekstslide
Bijwoorden van frequentie
always = altijd never = nooit sometimes = soms usually = gewoonlijk (meestal) often = vaak rarely = zelden
Slide 4 - Tekstslide
Waar staan ze in de zin?
Een bijwoord staat altijd voor het werkwoord, behalve... als het werkwoord een vorm van 'to be' is: am/are/is/was/were
I am always late for school.
Slide 5 - Tekstslide
Exercise... in your notebook!
Zet de woorden in de juiste volgorde. 1. was - at - the station - I - last week. 2. David - me - with my homework - yesterday - helped. 3. you - like - chocolate - do - ? 4. to the cinema - love - I - going. 5. won - the game - She - last year - at school.
Slide 6 - Tekstslide
The answers...
1. I was at the station last week. 2. David helped me with my homework last week. 3. Do you like chocolate? 4. I love going to the cinema. 5. She won the game at school last year.
Slide 7 - Tekstslide
Zet rarely in deze zin: We go to a museum.
Slide 8 - Open vraag
Zet 'often' in deze zin. We are doing our homework.
Slide 9 - Open vraag
plaats bijwoord
bijwoorden zijn bijvoorbeeld: never-often-usually
bijwaard staat:
voor 1 werkwoord: I never loved you.
tussen twee werkwoorden; I have always loved you
achter de vorm van to be: I am always in love.
Slide 10 - Tekstslide
Correct word order: summer / we / here / are / in / usually
A
Usually we are here in summer.
B
We usually are here in summer.
C
We are usually in summer here.
D
We are usually here in summer.
Slide 11 - Quizvraag
Choose the sentence with the correct word order.
A
They often go out in the weekends.
B
They go often out in the weekends.
Slide 12 - Quizvraag
Choose the sentence with the correct word order.
A
Who gives never a straight answer?
B
Who gives a straight answer never?
C
Who never gives a straight answer?
D
Who gives a straight never answer?
Slide 13 - Quizvraag
Herhaling
Bijwoorden van frequentie geven aan hoevaak iets gebeurt.
Deze bijwoorden zet je altijd voor het werkwoord, behalve als het werkwoord een vorm van to be is (am/are/is/was/were).
De bijwoorden zijn: always / sometimes / often / never/ rarely / usually