In deze les zitten 14 slides, met tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 100 min
Onderdelen in deze les
4.2 Zien en horen deel 1: zien
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we vandaag doen?
Lesdoelen ogen:
Je kunt uitleggen hoe je oog wordt beschermd
Je kunt de onderdelen van je oog benoemen
Je kunt uitleggen hoe je oog werkt. Onderdelen hiervan zijn soorten en werking zintuigcellen, scherpstellen mbv lens, werking van de pupil
Je kunt uitleggen wat de oogaandoening verziend en bijziend zijn en welke bril je kan helpen
Slide 2 - Tekstslide
Je oog en onderdelen
Buitenkant van het oog
Traanklier
Ooglid met wimpers
Traanbuis
.
Pupil
Iris
Oogwit
Slide 3 - Tekstslide
Samen aan de slag
Bescherming van het oog
1. Wenkbrauwen, oogleden,
wimpers;
2. Traanklieren;
3. Oogkassen gevuld met vetweefsel.
Slide 4 - Tekstslide
Samen aan de slag
Binnenkant van het oog
Drie lagen/vliezen:
Harde oogvlies:
hoornvlies
Vaatvlies: iris
Netvlies: lichtzintuig
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Video
Slide 7 - Video
Slide 8 - Video
staafjes en kegeltjes
staafjes
werken bij weinig licht en geeft zwart, wit en grijstinten weer
kegeltjes
werken overdag bij veel licht
geeft kleuren weer.
Slide 9 - Tekstslide
Basisstof
Je weet waar de staafjes en de kegeltjes zich bevinden en wat dit betekent voor 'het zien'
Opstroomstof
Je weet waar de staafjes en de kegeltjes zich bevinden en wat dit betekent voor 'het zien'.
Je bestudeert de volgende slides. Je begrijpt en leert deze lesstof.
Slide 10 - Tekstslide
Maakwerk
M. blz. 12 t/m 16
Slide 11 - Tekstslide
Wat hebben we gedaan?
Zijn de lesdoelen ogen behaald?
Je kunt de onderdelen van je oog benoemen
Je kunt uitleggen hoe je oog werkt. Onderdelen hiervan zijn soorten en werking zintuigcellen, scherpstellen mbv lens, werking van de pupil
Je kunt uitleggen wat de oogaandoening verziend en bijziend zijn en welke bril je kan helpen
Je kunt uitleggen hoe je oog wordt beschermd
Slide 12 - Tekstslide
Huiswerk en afsluiting
Blz 46/47: vraag 1 t/m 7
Slide 13 - Tekstslide
Harde oogvlies ook wel harde oogrok genoemd. Geeft stevigheid.
4
Netvlies. Omzetten van lichtprikkels in impulsen
5
Gele vlek. Plek met veel kegeltjes (kleur zien). Op deze plek probeer je het beeld op het netvlies te krijgen zodat je scherp ziet.
6
Oogzenuw. Stuurt impulsen (elektrische signaaltjes) naar de hersenen.
7
Blinde vlek. Dit is de plek waar de zenuw zit. Op deze plek bevinden zich geen kegeltjes of staafjes.
8
Glasachtig lichaam. Geeft stevigheid
9
Vaatvlies (bloedvaatjes). Voorziet het oog van zuurstof en voedingsstoffen en zorgt voor de afvoer van bijv. afvalstoffen
10
Lensbandje, deze zit vast aan de iris. De lens kan boller en platter worden.
11
Lens. Verkleint en draait het beeld om
12
Hoornvlies, licht doorlatend en beschermend.
Extra info (niet leren): Het hoornvlies en de lens bevatten geen bloedvaten. Ze krijgt voedingsstoffen uit het 'kamerwater' dat zich direct achter het hoornvlies bevindt.
1
Iris. Regelt de hoeveelheid licht die in het oog valt. Geeft door kleurstoffen het oog kleur. Daardoor zie je de bloedvaatjes niet.
2
Pupil. Door de pupil komt het licht het oog binnen. Als je naar de pupil van een ander kijkt zie je het donkerste binnen van het oog. De grootte van de pupil wordt bepaald door de iris.
De pupil reageert ook op emoties: groter: verbaasd, blij - kleiner: grote schrik. De pupil kan er ook anders uitzien door medicijnen / drugs.
13
Oogspier zie je niet in de afbeelding. Er zijn er 6. Je kunt daardoor naar boven, beneden, links, rechts en schuin rechts en links kijken.
3
Oogspier zie je niet in de afbeelding. Er zijn er 6.
Je kunt daardoor naar boven, beneden, links, rechts en schuin rechts en links kijken.