Les 2 Gesprekken voeren Blok 11

Gesprekken voeren
Blok 2
Les 1
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Gesprekken voeren
Blok 2
Les 1

Slide 1 - Tekstslide

Planning van deze les
  • Doelen van deze les
  • Terugblik
  • Actief luisteren
  • Theorie Doorvragen
  • Een gesprek sturen
  • Miscommunicatiezender - ontvanger
  • Afsluiting 

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les kan de student:
  • Vragen bedenken die helpen bij het doorvragen tijdens een gesprek.
  • Hoe een gesprek te sturen.
  •  In eigen woorden uitleggen wat communicatieproblemen inhoudt en hoe deze ontstaat.
  • Kan de studenten toelichten hoe hij/zij communicatieproblemen voorkomt.
  • Is de student zich bewust van de verschillende manieren om te communiceren.

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les kan de student:
  • Vragen bedenken die helpen bij het doorvragen tijdens een gesprek.
  • Hoe een gesprek te sturen.

  • Is de student zich bewust van de verschillende manieren om te communiceren.

Slide 4 - Tekstslide

Terugblik

Slide 5 - Tekstslide

Van welke vaardigheden maak je gebruik tijdens een gesprek?
A
Tv kijken, luisteren, knikken
B
Luisteren, samenvatten, de andere kant opkijken
C
Luisteren, samenvatten, doorvragen
D
Samenvatten, lachen, hoesten

Slide 6 - Quizvraag

Iemand vraagt jou de weg naar het station. Jij legt uit hoe diegene daar moet komen. Wat is het gespreksdoel?
A
Informeren
B
Instrueren
C
Oplossing zoeken
D
Overtuigen

Slide 7 - Quizvraag

Je hebt een sollicitatiegesprek en je wil graag aangenomen worden.
A
Overtuigen
B
Instrueren
C
Oplossing zoeken

Slide 8 - Quizvraag

Wat hoort bij een actieve lichaamshouding?
A
Oogcontact, armen over elkaar
B
Knikken, de andere kant opkijken
C
Open houding, appen met iemand
D
Oogcontact, open houding

Slide 9 - Quizvraag

timer
0:45
Welke gesprekken heb je
wel eens gevoerd?

Slide 10 - Woordweb

timer
1:30
Welke gesprekken horen bij
jouw toekomstige werk?

Slide 11 - Woordweb

zender - ontvanger / actief luisteren
In een gesprek ben je afwisselend zender en ontvanger. 
Dit noemen we INTERACTIE

Actief luisteren doe je door:
  • te knikken
  • te hummen
  • te reageren door een opmerking of een vraag

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld

Slide 13 - Tekstslide

Een gesprek sturen
Tijdens het voeren van een gesprek moet je in staat zijn het gesprek te sturen, zodat je voldoende ruimte krijgt om te spreken en jij en je gesprekspartner elkaar begrijpen. Denk hierbij aan de volgende zaken:

  • Los miscommunicatie op
  • Onderbreek je gesprekspartner op een gepaste manier
  • Behoud gepast de beurt als je gesprekspartner je wil onderbreken
  • Beëindig het gesprek op een goede manier

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Waar denk je aan bij communicatie problemen?

Slide 16 - Woordweb

Communicatieproblemen
Men spreekt van communicatieproblemen op het moment dat de zender de boodschap niet goed kan overdragen en/of wanneer de ontvanger deze niet begrijpt.

Slide 17 - Tekstslide

Oorzaken van communicatieproblemen
Oorzaken van communicatie problemen kunnen zijn:
  •  Verschil in achtergrond en gewoonten
  • Vertalen van de boodschap
  • Beperking van de zintuig en/of tastorgaan
  • Begrijpen van de boodschap
  • Ruis

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Wat zie je gebeuren, wanneer je kijkt naar haar non-verbale communicatie?

Slide 20 - Open vraag

Wat is hier de oorzaak van miscommunicatie?

Slide 21 - Open vraag

Heb je wel eens communicatieproblemen ervaren op stage? Waar ging dit over?

Slide 22 - Open vraag

Wat kun je doen om communicatieproblemen te voorkomen?

Slide 23 - Woordweb

Welke vormen van communicatie ken jij? en welke worden er bij jou op stage toegepast?

Slide 24 - Open vraag

Communicatiemogelijkheden
Communicatie kan op verschillende manieren en hoeft niet altijd verbaal te zijn. Communicatie bestaat uit drie hoofdgroepen.
  1. Verbaal: praten doormiddel van taal
  2. Gebaren: non-verbaal, denk hierbij aan handgebaren.
  3. Symbolen en letters: pictogrammen, geschreven taal.

Slide 25 - Tekstslide

Tot slot een kleine quiz
Let goed op, het gaat snel!


timer
0:10

Slide 26 - Tekstslide

Jan begrijpt niet goed wat Els bedoelt. Jan moet
A
niets doen
B
doorvragen
C
beter luisteren
D
boos worden

Slide 27 - Quizvraag

Je leidinggevende geeft je feedback op een gemaakte opdracht.
Jij moet
A
rustig afwachten of ze nog meer gaat zeggen
B
doorvragen
C
controlevraag stellen
D
huilen

Slide 28 - Quizvraag

Bart maakt een vlog.
Is er sprake van interactie?
A
Nee, want er luistert niemand naar hem.
B
Ja, want hij is alleen aan het woord.
C
Nee, want hij is alleen aan het woord.
D
Ja, want alle kijkers luisteren naar hem.

Slide 29 - Quizvraag

Zijn de volgende vragen open of gesloten? 







Open: langer antwoord nodig
gesloten: ja of nee
timer
0:10

Slide 30 - Tekstslide

Wat doe je vanavond?
A
open vraag
B
gesloten vraag

Slide 31 - Quizvraag

Heb je iets te doen vanavond?
A
Open vraag
B
Gesloten vraag

Slide 32 - Quizvraag

Houd jij van sneeuw?
A
Open vraag
B
Gesloten vraag

Slide 33 - Quizvraag

Welke tv-programma's vind jij leuk?
A
Open vraag
B
Gesloten vraag

Slide 34 - Quizvraag

Aan de slag!
Studiereader starttaal

Thema 1, hoofdstuk 6
theorie 1 t/m 10

vraag 4, 7, 9 samenwerken


Slide 35 - Tekstslide

Wat neem je mee uit deze les?

Slide 36 - Open vraag

tot de volgende les

Slide 37 - Tekstslide