aantekeningen maken en samenvatten- Volkskrant artikels les

Wat gaan we doen vandaag?
  • Spelling 3.1 en 3.2 
  • herhalen opdracht Volkskrant artikels
  • werken aan Volkskrant opdracht
  • Eventueel beginnen aan het technisch verslag
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen vandaag?
  • Spelling 3.1 en 3.2 
  • herhalen opdracht Volkskrant artikels
  • werken aan Volkskrant opdracht
  • Eventueel beginnen aan het technisch verslag

Slide 1 - Tekstslide

Afrondingsweek (week van 7 november) 

Technisch verslag inleveren

Slide 2 - Tekstslide

3.1 Hoofdletters
Deze woorden schrijf je met een hoofdletter:
  • Het eerste woord van een zin: De klantenservice is open tussen 9:00 en 20:00 uur.                                                                                                                   Uitzonderingen: een hoofdletter na ‘s: ‘s Ochtends                                                 
  • Namen: Daan Schuurmans, Bevrijdingsdag, Philips, Amsterdam
  • Afleidingen van aardrijkskundige namen en van talen: de Franse keuken, het Zuid-Hollandse landschap, een Engelsman

Slide 3 - Tekstslide

Geen hoofdletters bij:
  • Samenstellingen van feestdagen: kerstdiner (maar Kerstmis), paasfeest (maar Pasen)
  • Windstreken: in het noordoosten
  • Namen van seizoenen, maanden en dagen: herfst, januari, dinsdag
  • Functiebenamingen en titels: president Obama, dr. De Jong
  • Periodes: de oertijd, de middeleeuwen
  • Religieuze stromingen en afleidingen daarvan: het christendom, joods
  • Schoolsoorten: mbo (maar wel in eigennamen: MBO Amersfoort)

Slide 4 - Tekstslide

3.2 Interpunctie: Komma
Een komma gebruik je:
  • Tussen twee persoonsvormen: Als we je roepen, mag je binnenkomen
  • In opsommingen: Ik koop een wortel, appels en een mandarijn. 
  • Voor en/of na een aanspreking of een tussenwerpsel:                                           Joey, help je even?
       Nou, dat weet ik niet, Jacco.
  • Voor voegwoorden zoals omdat, maar, nadat, want voordat: Ik heb je drie keer gebeld, maar ik krijg steeds je voicemail. 



Slide 5 - Tekstslide

3.2 Uitroepteken
Je gebruikt een uitroepteken:
  1. na een bevel. (Hou daar onmiddellijk mee op!)
  2. na een uitroep. (Dat is belachelijk!)

Slide 6 - Tekstslide

3.2 Dubbele punt 
  • Een dubbele punt gebruik je:                                                          
  1.  na een aankondiging van een opsomming. Dit zijn de namen van de studenten die zijn ingeloot: Ellen, Wouter en Bas. 
  2. om een citaat aan te kondigen. De trainer riep: 'Kom op volhouden!'
  3. voor een uitleg. Zo laad je de accu op:.....
                          
                     

Slide 7 - Tekstslide

Aanhalingstekens
Je gebruikt aanhalingstekens:
  1. bij een citaat. (Lianne verzocht: 'Wil iedereen zijn mobiel uitzetten?'
  2. Als je een woord ironisch bedoelt. (Echt 'knap' dat je een twee hebt.
  3. Als het om het woord of de groep woorden zelf gaat. ('Faciliteren' betekent: iets mogelijk maken)

Slide 8 - Tekstslide

Een komma gebruik je
A
tussen een hoofdzin en een bijzin
B
aan het eind van een zin
C
tussen woorden in een opsomming
D
als je een opsomming begint

Slide 9 - Quizvraag

Hoofdletter of een hoofdletter?
A
Kerstmis
B
kerstmis

Slide 10 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletters?
A
havo
B
HAVO

Slide 11 - Quizvraag

Een komma gebruik je als je iemand aanspreekt.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Kies de zin met juist gebruikte interpunctie
A
Mees riep: Kijk uit voor die fietser!"
B
Mees riep: "Kijk uit voor die fietser!"
C
Mees riep: "kijk uit voor die fietser!
D
Mees riep, kijk uit voor die fietser!

Slide 13 - Quizvraag

Waar moet de komma?
A
Als jij een film uitzoekt maak, ik het eten klaar.
B
Als jij een film uitzoekt maak ik het eten klaar.
C
Als jij een film uitzoekt, maak ik het eten klaar.
D
Als jij een film, uitzoekt maak ik het eten klaar.

Slide 14 - Quizvraag

Aanhalingstekens of geen aanhalingstekens?
A
Hij zei: "Ik ben cool"
B
Hij zei: Ik ben cool.

Slide 15 - Quizvraag

Hoofdletter of niet?
A
Boeddhisme
B
boeddhisme

Slide 16 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletter?
A
maandag
B
Maandag

Slide 17 - Quizvraag

In welke zin is de interpunctie correct toegepast?
A
Onze docent Nederlands, die uit Zuidwest-Limburg komt, rijdt iedere dag met haar hyundai van Lent naar Duiven.
B
Onze docent Nederlands, die uit Zuid-West-Limburg komt, rijdt iedere dag met haar Hyundai van Lent naar Duiven.
C
Onze docent Nederlands, die uit Zuidwest-Limburg komt, rijdt iedere dag met haar Hyundai van Lent naar Duiven.
D
Onze docent nederlands, die uit Zuid-West-Limburg komt, rijdt iedere dag met haar Hyundai van Lent naar Duiven.

Slide 18 - Quizvraag

Welke zin klopt wat betreft interpunctie?
A
De man mijn oude buurjongen verkoopt kranten.
B
De man mijn oude buurjongen, verkoopt kranten.
C
De man, mijn oude buurjongen, verkoopt kranten.
D
De man, mijn oude, buurjongen, verkoopt kranten.

Slide 19 - Quizvraag

Aantekeningen maken en samenvatten

In bepaalde gevallen is het belangrijk om informatie uit een tekst vast te leggen. Bijvoorbeeld tijdens een belangrijke uitleg van een docent of wanneer je de hoofdzaken van een tekst moet onthouden. Je maakt dan aantekeningen en vat daarin de informatie samen.

Slide 20 - Tekstslide

Aantekeningen maken en samenvatten

Welke dingen schrijf je op?
Dit hangt af van je doel: waar moet je je aantekeningen voor gebruiken of wat moet je precies weten of onthouden? 

Slide 21 - Tekstslide

Aantekeningen maken en samenvatten
Schrijf alleen de hoofdzaken op. Let daarbij op:
  • het begin, daarin worden de deelonderwerpen en de opbouw van de tekst genoemd.
  • signaalwoorden die een belangrijk punt aankondigen. 
  • zaken die extra benadrukt of herhaald worden. Die zijn waarschijnlijk belangrijk.
  • het eind. Vaak worden de belangrijkste punten nog eens samengevat en/of een conclusie getrokken. 

Slide 22 - Tekstslide

Aantekeningen maken en samenvatten
Er zijn allerlei manieren om aantekeningen te maken. Je kunt steekwoorden, pijlen, dots of zelfs tekeningetjes gebruiken. 

Wanneer je een samenvatting moet maken die voor anderen begrijpelijk is, werk je je aantekeningen zo snel mogelijk uit tot een korte, begrijpelijk tekst. 

Slide 23 - Tekstslide

Volkskrant opdracht
Jullie gaan zelf bij 1 artikel uit de Volkskrant aantekeningen maken en deze uitwerken tot een samenvatting. 

Slide 24 - Tekstslide

Schrijven van een technisch verslag -optimaliseren

De opdracht bestaat uit het maken van een verslag over een voor jou interessant technisch onderwerp. Je moet daarin een technisch probleem beschrijven en jij moet dat probleem kunnen repareren.

De bronnen die je gebruikt vermeld je met de APA methode in de tekst. Ook maak je een bronnenoverzicht aan het einde van het verslag volgens de APA methode. 

Slide 25 - Tekstslide

Vervolg Technisch verslag 
Je moet de klacht, de gevolgen, mogelijke oorzaken en mogelijke oplossingen bespreken. Je gebruikt daarin de (eventuele) informatie van de klant, fabrieksgegevens (bijvoorbeeld van een bron op internet). Je beschrijft jouw afwegingen en uiteindelijke keuze. En natuurlijk: wat was het resultaat van de door jouw uitgevoerde reparatie. 

Slide 26 - Tekstslide

Taalkundige inhoud
  • Belangrijk in het verslag is dat je een duidelijke alinea-indeling volgens de probleem-oplossingsstructuur aanhoudt.
  • Je maakt een logische opbouw van alinea's
  • In de inleiding maak je je hoofdvraag duidelijk
  • Je schrijft een kern met inhoudelijke kwaliteit
  • Je schrijft een slot met inhoudelijke kwaliteit

Slide 27 - Tekstslide