Interpunctie - aantekeningen maken en samenvatten-

Hoofdletters
Deze woorden schrijf je met een hoofdletter:
  • Het eerste woord van een zin: De klantenservice is open tussen 9:00 en 20:00 uur.                                                                                                                   Uitzonderingen: een hoofdletter na ‘s: ‘s Ochtends                                                 
  • Namen: Daan Schuurmans, Bevrijdingsdag, Philips, Amsterdam
  • Afleidingen van aardrijkskundige namen en van talen: de Franse keuken, het Zuid-Hollandse landschap, een Engelsman

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdletters
Deze woorden schrijf je met een hoofdletter:
  • Het eerste woord van een zin: De klantenservice is open tussen 9:00 en 20:00 uur.                                                                                                                   Uitzonderingen: een hoofdletter na ‘s: ‘s Ochtends                                                 
  • Namen: Daan Schuurmans, Bevrijdingsdag, Philips, Amsterdam
  • Afleidingen van aardrijkskundige namen en van talen: de Franse keuken, het Zuid-Hollandse landschap, een Engelsman

Slide 1 - Tekstslide

Geen hoofdletters bij:
  • Samenstellingen van feestdagen: kerstdiner (maar Kerstmis), paasfeest (maar Pasen)
  • Windstreken: in het noordoosten
  • Namen van seizoenen, maanden en dagen: herfst, januari, dinsdag
  • Functiebenamingen en titels: president Obama, dr. De Jong
  • Periodes: de oertijd, de middeleeuwen
  • Religieuze stromingen en afleidingen daarvan: het christendom, joods
  • Schoolsoorten: mbo (maar wel in eigennamen: MBO Amersfoort)

Slide 2 - Tekstslide

Interpunctie: Komma
Een komma gebruik je:
  • Tussen twee persoonsvormen: Als we je roepen, mag je binnenkomen
  • In opsommingen: Ik koop een wortel, appels en een mandarijn. 
  • Voor en/of na een aanspreking of een tussenwerpsel:                                           Joey, help je even?
       Nou, dat weet ik niet, Jacco.
  • Voor voegwoorden zoals omdat, maar, nadat, want voordat: Ik heb je drie keer gebeld, maar ik krijg steeds je voicemail. 



Slide 3 - Tekstslide

Uitroepteken
Je gebruikt een uitroepteken:
  1. na een bevel. (Hou daar onmiddellijk mee op!)
  2. na een uitroep. (Dat is belachelijk!)

Slide 4 - Tekstslide

Dubbele punt 
  • Een dubbele punt gebruik je:                                                          
  1.  na een aankondiging van een opsomming. Dit zijn de namen van de studenten die zijn ingeloot: Ellen, Wouter en Bas. 
  2. om een citaat aan te kondigen. De trainer riep: 'Kom op volhouden!'
  3. voor een uitleg. Zo laad je de accu op:.....
                          
                     

Slide 5 - Tekstslide

Aanhalingstekens
Je gebruikt aanhalingstekens:
  1. bij een citaat. (Lianne verzocht: 'Wil iedereen zijn mobiel uitzetten?'
  2. Als je een woord ironisch bedoelt. (Echt 'knap' dat je een twee hebt.
  3. Als het om het woord of de groep woorden zelf gaat. ('Faciliteren' betekent: iets mogelijk maken)

Slide 6 - Tekstslide

Een komma gebruik je
A
tussen een hoofdzin en een bijzin
B
aan het eind van een zin
C
tussen woorden in een opsomming
D
als je een opsomming begint

Slide 7 - Quizvraag

Hoofdletter of een hoofdletter?
A
Kerstmis
B
kerstmis

Slide 8 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletters?
A
havo
B
HAVO

Slide 9 - Quizvraag

Een komma gebruik je als je iemand aanspreekt.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Kies de zin met juist gebruikte interpunctie
A
Mees riep: Kijk uit voor die fietser!"
B
Mees riep: "Kijk uit voor die fietser!"
C
Mees riep: "kijk uit voor die fietser!
D
Mees riep, kijk uit voor die fietser!

Slide 11 - Quizvraag

Waar moet de komma?
A
Als jij een film uitzoekt maak, ik het eten klaar.
B
Als jij een film uitzoekt maak ik het eten klaar.
C
Als jij een film uitzoekt, maak ik het eten klaar.
D
Als jij een film, uitzoekt maak ik het eten klaar.

Slide 12 - Quizvraag

Aanhalingstekens of geen aanhalingstekens?
A
Hij zei: "Ik ben cool"
B
Hij zei: Ik ben cool.

Slide 13 - Quizvraag

Hoofdletter of niet?
A
Boeddhisme
B
boeddhisme

Slide 14 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletter?
A
maandag
B
Maandag

Slide 15 - Quizvraag

In welke zin is de interpunctie correct toegepast?
A
Onze docent Nederlands, die uit Zuidwest-Limburg komt, rijdt iedere dag met haar hyundai van Lent naar Duiven.
B
Onze docent Nederlands, die uit Zuid-West-Limburg komt, rijdt iedere dag met haar Hyundai van Lent naar Duiven.
C
Onze docent Nederlands, die uit Zuidwest-Limburg komt, rijdt iedere dag met haar Hyundai van Lent naar Duiven.
D
Onze docent nederlands, die uit Zuid-West-Limburg komt, rijdt iedere dag met haar Hyundai van Lent naar Duiven.

Slide 16 - Quizvraag

Welke zin klopt wat betreft interpunctie?
A
De man mijn oude buurjongen verkoopt kranten.
B
De man mijn oude buurjongen, verkoopt kranten.
C
De man, mijn oude buurjongen, verkoopt kranten.
D
De man, mijn oude, buurjongen, verkoopt kranten.

Slide 17 - Quizvraag

Aantekeningen maken en samenvatten

In bepaalde gevallen is het belangrijk om informatie uit een tekst vast te leggen. Bijvoorbeeld tijdens een belangrijke uitleg van een docent of wanneer je de hoofdzaken van een tekst moet onthouden. Je maakt dan aantekeningen en vat daarin de informatie samen.

Slide 18 - Tekstslide

Aantekeningen maken en samenvatten

Welke dingen schrijf je op?
Dit hangt af van je doel: waar moet je je aantekeningen voor gebruiken of wat moet je precies weten of onthouden? 

Slide 19 - Tekstslide

Aantekeningen maken en samenvatten
Schrijf alleen de hoofdzaken op. Let daarbij op:
  • het begin, daarin worden de deelonderwerpen en de opbouw van de tekst genoemd.
  • signaalwoorden die een belangrijk punt aankondigen. 
  • zaken die extra benadrukt of herhaald worden. Die zijn waarschijnlijk belangrijk.
  • het eind. Vaak worden de belangrijkste punten nog eens samengevat en/of een conclusie getrokken. 

Slide 20 - Tekstslide

Aantekeningen maken en samenvatten
Er zijn allerlei manieren om aantekeningen te maken. Je kunt steekwoorden, pijlen, dots of zelfs tekeningetjes gebruiken. 

Wanneer je een samenvatting moet maken die voor anderen begrijpelijk is, werk je je aantekeningen zo snel mogelijk uit tot een korte, begrijpelijk tekst. 

Slide 21 - Tekstslide

Taalkundige inhoud
  • Belangrijk in het verslag is dat je een duidelijke alinea-indeling volgens de probleem-oplossingsstructuur aanhoudt.
  • Je maakt een logische opbouw van alinea's
  • In de inleiding maak je je hoofdvraag duidelijk
  • Je schrijft een kern met inhoudelijke kwaliteit
  • Je schrijft een slot met inhoudelijke kwaliteit

Slide 22 - Tekstslide