Uit kunnen leggen wat de ruilvoet is en waarom de ruilvoet voor ontwikkelingslanden vaak slecht is.
Uit kunnen leggen landen doen tegen schommelende grondstofprijzen
Slide 2 - Tekstslide
Oorzaken armoede?
Slide 3 - Woordweb
Oorzaken armoede
Klimaat = Slechte of geen oogsten
Monocultuur = Een land is afhankelijk van de verkoop van 1 product (zie volgende dia)
Natuurrampen = Slechte of geen oogsten
Oorlogen = Spreekt voor zich
Slechte gezondheid v/d bevolking = Weinig werkende mensen
Corrupte regeringen = Leiders van een land houden al het geld dat ze krijgen zelf
Slide 4 - Tekstslide
Oorzaken armoede
Slecht opleidingsniveau (kinderarbeid) = Mensen doen simpel werk.
Slechte infrastructuur = Slechte wegen/ havens/ vliegvelden, waardoor je niet kunt exporteren.
Bevolkingsgroei = meer mensen voor dezelfde banen.
Lage wereldmarktprijzen = Met het verkopen van grondstoffen verdien je niet veel geld.
Invoerrechten = Producten uit arme landen worden duurder
Vicieuze cirkels = armoede veroorzaakt armoede (zie einde van de les)
Slide 5 - Tekstslide
Monocultuur
Een land is afhankelijk van de verkoop van 1 of enkele producten. Als de verkoop van dat ene product tegenvalt heeft het land een probleem.
De grondstoffen uit de landbouw zoals katoen, rijst, cacao en koffie leveren bij de export ook nog eens veel minder geld op dan industriële eindproducten.
Koffie die klaar is voor consumptie, is bijvoorbeeld veel meer waard dan onbewerkte koffiebonen.
Slide 6 - Tekstslide
Kun je een land noemen met een monocultuur? Van welk product is dit land afhankelijk?
Slide 7 - Open vraag
Welk woord komt er altijd in je antwoord als het over welvaart gaat?
Slide 8 - Open vraag
Slide 9 - Video
Welvaart
Om de welvaart van een land te meten gebruik je:
Nationaal inkomen per hoofd v/d bevolking
Formule = Totale inkomen van een land : aantal inwoners
Slide 10 - Tekstslide
Wat is in Nederland ongeveer het inkomen per hoofd van de bevolking?
A
$ 4.200 per jaar
B
$ 25.000 per jaar
C
$ 42.000 per jaar
D
$ 100.000 per jaar
Slide 11 - Quizvraag
Bereken voor Liberia het inkomen per hoofd van de bevolking. Je hebt de gegevens Nationaal inkomen = $3,8 mld Inwoners = 4.195.000
A
$ 905,84
B
$ 9058,40
C
$11.039,50
D
Ik heb een ander antwoord
Slide 12 - Quizvraag
Waar kijk je nog meer naar bij welvaart?
De verdeling van de welvaart over de bevolking
De hoogte van de prijzen (NL = hoger dan Nigeria)
Heeft een land veel of weinig zelfvoorziening.
De aanwezigheid en kwaliteit van collectieve voorzieningen, zoals onderwijs en gezondheidszorg.
Slide 13 - Tekstslide
17) Bekijk de grafieken hiernaast. Welk van deze twee landen is een ontwikkelingsland? Schrijf op waar dat uit blijkt.
timer
1:30
Slide 14 - Open vraag
De Wereldbank stelt de armoedegrens op een inkomen van $ 1.25 per dag per persoon. Deze grens is voor iedereen hetzelfde. Betekent dit dat mensen die leven op de armoedegrens in verschillende landen ook dezelfde koopkracht hebben? Verklaar je antwoord.
timer
1:30
Slide 15 - Open vraag
Buffervoorraad/ grondstoffenfonds
Wereldmarktprijs = een prijs voor grondstoffen die over de hele wereld hetzelfde is. Bv. Voor koffie, suiker, olie en katoen.
Van sommige producten (koffie bijvoorbeeld) wordt er meer gemaakt dan dat er verkocht wordt
Er is dus meer aanbod dan vraag en dus krijgt de boer een lage prijs voor zijn producten.
Slide 16 - Tekstslide
Buffervoorraad/ grondstoffenfonds
Als de prijs te laag wordt kunnen alle koffieboeren samen een buffervoorraad aan leggen.
Een deel van de productie wordt dan opgeslagen -->
Minder aanbod op de wereldmarkt -->
De prijs van koffie gaat weer stijgen
Slide 17 - Tekstslide
Buffervoorraad/ grondstoffenfonds
Wat gebeurt er met de opgeslagen koffie?
Als er een keer een slechte oogst is geweest, kan dit deel op de markt worden gebracht
Doel buffervoorraad = zorgen voor stabiele prijzen voor boeren
Slide 18 - Tekstslide
Ruilvoet
Ruilvoet = de verhouding tussen de prijs van exportproducten en de prijs van importproducten.
Positief = als de prijzen van exportproducten hoger zijn dan de prijzen van importproducten
Voor ontwikkelingslanden is die ruilvoet vaak slecht. Wat zij exporteren is goedkoop (grondstoffen), wat zij importeren is duur (eindproducten)
Slide 19 - Tekstslide
Wat is GEEN kenmerk van een ontwikkelingsland?
A
slechte infrastructuur
B
monocultuur
C
snelle bevolkingsgroei
D
weinig analfabetisme
Slide 20 - Quizvraag
Koffie is een belangrijk exportproduct van Rwanda (land in Oost-Afrika). Stel dat de exportprijs van koffie uit Rwanda stijgt en de importprijzen voor Rwanda niet veranderen. Wat zal er dan gebeuren met de ruilvoet van Rwanda?
A
De ruilvoet van Rwanda zal gelijk blijven
B
De ruilvoet van Rwanda zal verslechteren
C
De ruilvoet van Rwanda zal verbeteren
Slide 21 - Quizvraag
De prijs voor koffiebonen schommelt al jaren flink. Door buffervoorraden aan te leggen kunnen grote schommelingen voorkomen worden. Wat moeten koffieproducerende landen doen om de prijs van koffiebonen te laten stijgen?
A
De buffervoorraden vergroten, zodat het aanbod van koffiebonen afneemt.
B
De buffervoorraden vergroten, zodat het aanbod van koffiebonen toeneemt.
C
De buffervoorraden verkleinen, zodat het aanbod van koffiebonen afneemt.
D
De buffervoorraden verkleinen, zodat het aanbod van koffiebonen toeneemt.
Slide 22 - Quizvraag
Vicieuze cirkel
Een situatie waarin je op eigen kracht niet uit kunt komen. Veel ontwikkelingslanden zitten in zo'n cirkel (zie voorbeeld volgende dia)
Armoede zorgt er dus voor dat je arm blijft!
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Video
Maak de vicieuze cirkel kloppend. Sleep de teksten op de juiste plek in de cirkel.
geen geld om te investeren
lage productie
armoede
lage opbrengst
eenvoudige productie-methodes
Slide 25 - Sleepvraag
Heeft een vicieuze cirkel een einde?
A
ja
B
nee
Slide 26 - Quizvraag
Waarom zijn de Verenigde Naties ook al weer opgericht?