- bij kwantitatieve variabelen (relatief cumulatief %)
Boxplots vergelijken -->
- bij kwantitatieve variabelen
Effectgrootte E -->
- bij kwantitatieve variabelen met bekend gemiddelde en
standaardafwijking
Slide 2 - Tekstslide
Welke associatiemaat moet je gebruiken om te onderzoeken of het verschil in aantal geslaagden tussen de groepen A en B groot, middelmatig of gering is?
A
phi-coëfficiënt
B
max. Vcp
C
boxplots vergelijken
D
Effectgrootte E
Slide 3 - Quizvraag
Antwoord A
Phi-coëfficiënt
Het zijn twee nominale variabelen met voor elke variabele twee mogelijkheden (2x2 kruistabel)
Bovendien heb je geen gemiddeldes met standaardafwijking en ook heb je niet te maken met een boxplot of cumulatief percentage, dus de andere mogelijkheden kunnen niet.
Slide 4 - Tekstslide
Bereken met het formuleblad de phi-coëfficiënt die bij de tabel hiernaast hoort om te onderzoeken of het verschil in aantal geslaagden tussen de groepen A en B groot, middelmatig of gering is (in drie decimalen nauwkeurig).
Slide 5 - Open vraag
√91⋅126⋅100⋅11734⋅60−57⋅66≈−0,149
phi =
Het is handig om bij de Grafische rekenmachine de functieknop met ____ te gebruiken.
Gebruik je voor deze keer nog de oude rekenmachine, reken het dan als volgt uit:
(34⋅60−57⋅66)
/
(√91⋅√126⋅√100⋅√117)≈−0,149
phi =
Denk hierbij aan de haakjes!!
Slide 6 - Tekstslide
Is het verschil groot, middelmatig of gering?
phi
≈−0,149
A
Groot
B
Middelmatig
C
Gering
Slide 7 - Quizvraag
√91⋅126⋅100⋅11734⋅60−57⋅66≈−0,149
phi =
−0,2≤
phi < dus het verschil is gering
0,2
Noteer altijd
Berekening
Constatering:
Conclusie:
−0,2≤
phi <
0,2
dus het verschil is gering
Slide 8 - Tekstslide
Welke associatiemaat moet je gebruiken om te onderzoeken of het verschil in gewicht tussen wezels afkomstig uit het noorden of het zuiden van Europa groot, middelmatig of gering is?
A
phi-coëfficiënt
B
max. Vcp
C
boxplots vergelijken
D
Effectgrootte E
Slide 9 - Quizvraag
Antwoord D
Effectgrootte E
Het gaat om twee groepen waarvan zowel het gemiddelde als de standaarafwijking bekend is.
Slide 10 - Tekstslide
Bereken de effectgrootte E met behulp van de formule op het formuleblad.
Geef je antwoord in 2 decimalen nauwkeurig.
Slide 11 - Open vraag
E=21(5,7+5,3)54−49≈0,91
Bereken het verschil tussen de gemiddeldes in de teller als hoogste - laagste, zodat dit altijd positief is.
Slide 12 - Tekstslide
Is het verschil groot, middelmatig of gering?
E≈0,91
A
Groot
B
Middelmatig
C
Gering
Slide 13 - Quizvraag
E=21(5,7+5,3)54−49≈0,91
E > 0,8 dus het verschil is groot
E=(54−49)
/
(0,5(5,7+5,3))≈0,91
Denk ook hier aan de haakjes!! De teller tussen haakjes zetten en de hele noemer!!
Slide 14 - Tekstslide
Is het verschil groot, middelmatig of gering?
A
Groot
B
Middelmatig
C
Gering
Slide 15 - Quizvraag
Is het verschil groot, middelmatig of gering?
A
Groot
B
Middelmatig
C
Gering
Slide 16 - Quizvraag
Is het verschil groot, middelmatig of gering?
A
Groot
B
Middelmatig
C
Gering
Slide 17 - Quizvraag
Van twee benzinestations is bijgehouden hoeveel klanten er per uur hebben getankt. Het onderzoek duurde 14 dagen en er werd steeds van 8:00 uur tot 20:00 gemeten.
Hoe groot is max. Vcp? Geef je antwoord bij de volgende dia.
Slide 18 - Tekstslide
Hoe groot is max. Vcp ?1
Geef het percentage zonder procentteken!
Slide 19 - Open vraag
Is het verschil in aantal klanten per uur tussen tankstation A en tankstation B groot, middelmatig of gering ?
Slide 20 - Open vraag
Max. Vcpis rechtstreeks uit de figuur af te lezen. Je kijkt dan waar de relatieve cumulatieve frequentie het meest verschilt en dat is bij 50 klanten per uur. Daar is het verschil 50% dus max. Vcp = 50%.
Vuistregel:
Omdat max Vpc > 40% is het verschil groot.
Slide 21 - Tekstslide
Er is onderzoek gedaan naar de relatie tussen opleidingsniveau en besteedbaar inkomen, waarbij qua opleidingsniveau onderscheid is gemaakt tussen lager dan hbo enerzijds en hbo en wo anderzijds. Het besteedbaar inkomen is ingedeeld in vijf categorieën met categorie 1 als laagst en categorie 5 als hoogst besteedbaar inkomen. De resultaten staan in onderstaande tabel.
De opgave staat beschreven op de volgende dia.
Slide 22 - Tekstslide
Bereken met het maximale cumulatief percentage (max. Vcp) of hier sprake is van een groot, middelmatig of gering verschil. Werk de opgave uit in je schrift (maak een tabel) en stuur deze in. Denk er aan om alles eerst naar cumulatief percentage om te zetten
Slide 23 - Open vraag
Tabel eerst omzetten naar tabel met absolute en relatieve cumulatieve frequenties. Vervolgens per categorie het verschil van de cumulatieve frequenties bepalen en kijken wat het maximale verschil is.
Vuistregels toepassen (zie formuleblad):
max. Vcp = 28,8%
<maxVcp≤
20% 40% dus het verschil is middelmatig
Slide 24 - Tekstslide
Bereken de effectgrootte E van het verschil in geboortegewicht met behulp van de formule op het formuleblad (in twee decimalen nauwkeurig)
Slide 25 - Open vraag
Bepaal met het formuleblad of het verschil in geboortegewicht tussen het eerste en het volgende kind groot, middelmatig of gering is.