Rekenen D2 Paragraaf 2.4

                                                          Welkom!


Vak: Rekenen mbo niveau 4
Blok 2 les 3      
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1-4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

                                                          Welkom!


Vak: Rekenen mbo niveau 4
Blok 2 les 3      

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Hoofdstuk 2 Oriëntatie in de twee- en driedimensionale wereld
Paragraaf 2.3 en 2.4


Domein 1
Toets 1
Domein 2
Toets 2
Domein 3
Toets 3
Domein 4
Toets 4
Domein 5
Examen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lezen H1


Groep: PBSD 

Vak: Nederlands blok 1

Docent: mevrouw K. van Zaalen

Les 1
Les 2
Les 3
Les 4
Les 5
Les 6
Les 7
Les 8
Les 9
Les 10
P2.1 + 2.2
P2.3
P2.4
P2.5 + 2.6
P2.7 + 2.8
TOETS
P3.1 + 3.2
P3.3 + 3.4
P3.5 + GO
TOETS
Wat gaan we doen?
Starten
Opstarten van de les
Kennis toetsen
Toetsen examenopdracht par. 2.3 met toelichting
Kennis activeren
Uitleg par. 2.4 Inhoud
Kennis trainen
Maken (selectie van) opdrachten par. 2.4
Kennis toetsen
Toetsen examenopdracht met toelichting
Afronden
Beantwoorden van individuele vragen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Korte introductie les 3

Paragraaf 2.4. Inhoud


Leerdoelen


  • Ik kan de inhoud berekenen.
  • Ik kan rekenen met inhoudsmaten.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Hoe reken je in de praktijk?
Nordin werkt als persoonlijk begeleider bij een buurthuis. Met drie collega´s heeft hij de activiteitenruimte voor jongeren opnieuw ingericht. Om dat te vieren organiseren ze een feestje. Er komen 29 jongeren. Nordin en de jongeren bakken vier taarten. Uit iedere taart kunnen 8 punten. 

a. Bereken hoeveel liter taartbeslag er in de bakvorm kan
    als 1 liter gelijk staat aan 1 dm3.

b. Leg in je je eigen woorden of met een berekening uit of
    Nordin genoeg taarten heeft gebakken.


timer
3:00
4500 cm3

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies





a. Bereken hoeveel liter beslag er in de bakvorm kan.
A
0,45 liter
B
4,5 liter
C
45 liter
D
450 liter

Slide 6 - Quizvraag

Om van cm3 naar dm3 te gaan, maak je drie sprongen van 10, dus één sprong van 1000. 

4500 cm3 : 1000 = 4,5 dm3

4,5 dm3 =
4,5 liter









b. Leg in je je eigen woorden of met een berekening uit of
Nordin genoeg taarten heeft gebakken.

Slide 7 - Open vraag

In eigen woorden
Nordin heeft te weinig taarten gebakken, want hij bakt 4 taarten van 8 punten en er zijn 33 aanwezigen.

Met een berekening
4 + 29 = 33 aanwezigen
33 : 8 = 4,125

Wat kies jij?
Ik begrijp dit voldoende.
Ik begrijp dit onvoldoende.
Ik doe mee met de examenopdracht.
Ik doe mee met de les.
Ik doe liever mee met de les.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Paragraaf 2.4 Inhoud (1)

Leerdoelen


  • Ik kan de inhoud berekenen van een kubus of rechthoek.
  • Ik kan rekenen met inhoudsmaten.



Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar of niet waar?


Deze doos is driedimensionaal.

Slide 10 - Tekstslide

Waar.

Een doos is een driedimensionaal (3D) of ruimtelijke figuur. Hij heeft een lengte (1), een breedte (2) en een hoogte (3). 
Waar of niet waar?


Twee- en driedimensionale figuren hebben inhoud.

Slide 11 - Tekstslide

Niet waar.

Tweedimensionale (2D) of vlakke figuren hebben maar twee dimensies: een lengte (1) en een breedte (2). Ze hebben geen hoogte of diepte en er kan dus niets in.
Ze hebben geen inhoud.

Bereken de inhoud van deze doos in cm3.

Slide 12 - Tekstslide

25 x 10 x 5 cm = 1250 cm3

Bereken de inhoud van deze doos in dm3.

Slide 13 - Tekstslide

25 x 10 x 5 cm = 1250 cm3
1250 cm3 : 1000 = 1,25 dm3
Waar of niet waar?

In een bak met dezelfde afmeting als deze doos kan 1,25 liter.

Slide 14 - Tekstslide

Waar.

1 dm3 = 1 liter, dus
1,25 dm3 = 1,25 liter.
timer
5:00
Pauze

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Paragraaf 2.4 Inhoud (2)

Leerdoelen


  • Ik kan de inhoud berekenen van een cilinder.
  • Ik kan rekenen met inhoudsmaten.



Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar of niet waar?

Dit ruimtelijke figuur is een cilinder. Die bestaat uit een bovenzijde en een mantel. 

Slide 17 - Tekstslide

Niet waar.

Dit ruimtelijke figuur is een cilinder. Maar die bestaat uit een bovenzijde, een onderzijde en een mantel.
Bereken de inhoud van dit blik in cm3.

Slide 18 - Tekstslide

19,5 cm2 x 5 = 97,5 cm3
Bereken de inhoud van dit blik in dm3.

Slide 19 - Tekstslide

19,5 cm2 x 5 = 97,5 cm3
97,5 cm3 : 1000 = 0,0975 dm3
Waar of niet waar?

In dit blik kan bijna een liter water.

Slide 20 - Tekstslide

Niet waar.

0,0975 dm3 = 0,0975 liter

Wat kies jij?
Ik maak de online opdrachten nu .
Ik maak de online opdrachten later. 
Ga aan de slag!
Maak een planning!

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Aan het werk
  • Blijf ingelogd in Google.
  • Zet het geluid van de les uit.
  • Maak de opdrachten van par. 2.4.
 

timer
25:00

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Paragraaf 2.4 Oefenen voor het examen
Bij het maken van je examen kijken examinatoren niet alleen naar of je het juiste antwoord op de vraag kan geven. Zij willen ook weten hoe je tot dat antwoord bent gekomen. Dat kan je laten zien door uitleg te geven of een berekening te maken. Dat oefenen we bij het maken van de wekelijkse examenopdracht en bij de toetsen aan het eind van ieder domein. 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Examenopdracht
Mo koopt voor Yassin een aquarium. Yassin vult het
aquarium. Per minuut stroomt er 6,5 liter water uit de
kraan.

a. Bereken de inhoud van het aquarium in liters.

b. Bereken tot hoe hoog het aquarium na zes minuten
    vol water staat. Rond af op een decimaal.
timer
15:00

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Hoe schrijf je dat op bij je examen?
Opdracht a

Bereken de inhoud van het aquarium in cm3
50 cm x 40 cm x 30 cm = 60 000 cm3

Bereken de inhoud van het aquarium in dm3 
60 000 : 1000 = 60 dm3

Bereken de inhoud van het aquarium in liters
60 dm3 = 60 liter



Wat weet je al?
Je weet de afmetingen van het aquarium
Die zijn 50 cm x 40 cm x 30 cm.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Hoe schrijf je dat op bij je examen?
Opdracht b

Bereken hoeveel liter water er in het aquarium stroomt
6,5 liter x 6 minuten = 39 liter

Bereken hoeveel cm3 water er in het aquarium stroomt
39 liter = 39 dm3 x 1000 = 39 000 cm3

Bereken hoe hoog het water in het aquarium staat
60 000 : 39 000 = 1,538...
30 : 1,538.. = 19,50.. 

Rond af op een decimaal 
19,50... = 19,5 cm



Wat weet je al?
Je weet hoe hoog het aquarium is
De hoogte is 30 centimeter.

Je weet hoeveel liter water er in het aquarium kan
Dat is 60 liter.
hoogte in cm
        30
           ?
inhoud in cm3
     60 000
      39 000
: 1,538...
: 1,538...

Slide 26 - Tekstslide

Zet de gegevens in een tabel. Doe boven de streep wat je onder de streep doet. Of andersom:

60 000 : 39 000 = 1,538...
30 : 1, 538... = 19,5 cm

Of reken met de klok mee:

39 000 : 60 000 x 30 = 19,5 cm

Heb je je leerdoelen gehaald?
Leerdoelen par. 2.4
  • Ik kan de inhoud berekenen.
  • Ik kan rekenen met inhoudsmaten.








Volgende week

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies