3.2 Weerstand

H3 Elektriciteit
§3.2 Weerstand

1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H3 Elektriciteit
§3.2 Weerstand

Slide 1 - Tekstslide

?????

Slide 2 - Tekstslide

Doelen 3.2 
  • Je benoemt het verschil tussen een geleider en isolator.
  • Je legt het begrip weerstand uit en kan dit meten. 
  • Je legt het verschil uit tussen weerstand en soortelijke weerstand.

Slide 3 - Tekstslide

Geleider
Laten stroom makkelijk door
Isolator
Laat de stroom moeilijk door

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeld van isolator
A
koolstof
B
lucht
C
metalen
D
ijzer

Slide 5 - Quizvraag

Een voorbeeld van een geleider is
A
Kopje
B
Metalen lepel
C
Bord
D
Glas

Slide 6 - Quizvraag

Wet van Ohm

Slide 7 - Tekstslide

?????
230 volt

stop-contact

Slide 8 - Tekstslide

Weerstand
geeft aan hoe moeilijk of makkelijk stroom 
ergens doorheen kan

Slide 9 - Tekstslide

Zo wel!
230 volt

stop-contact
weerstand!

Slide 10 - Tekstslide

Weerstand meten
De ampère meter in serie

De voltmeter parallel

Slide 11 - Tekstslide


met analoge meters



met multimeter (=digitaal)
  • Multimeter aansluiten op de twee uiteinden van de weerstand. 
  • Gebruik van multimeter de contacten COM en Ω. 


weerstand meten

Slide 12 - Tekstslide

De soortelijke weerstand

De soortelijke weerstand hangt af van de stof waar de draad van gemaakt is. Hoe groter de soortelijke weerstand des te groter is de weerstand.


De soortelijke weerstand wordt aangegeven met het symbool


ρ

Slide 13 - Tekstslide

Soortelijke weerstand

Slide 14 - Tekstslide

Weerstand meet ik in
A
ampère
B
watt
C
ohm
D
siemens

Slide 15 - Quizvraag

Weerstand
A
I
B
R
C
U
D
P

Slide 16 - Quizvraag

Weerstand: Fietsen tegen de wind in. de weerstand is?
A
hoog
B
laag

Slide 17 - Quizvraag

Zelfstandig werken
Wat?  3.2: opgave 1 tot en met 16 af.
Hoe?  Je mag na 5 minuten zachtjes overleggen in je groep
Hulp? Kijk in je boek, vraag binnen je groep, steek dan je vinger op. 
Tijd? 15 minuten. 
Uitkomst?
Je benoemt het verschil tussen een geleider en isolator.
Je legt het begrip weerstand uit en kan dit meten.
Je legt het verschil uit tussen weerstand en soortelijke weerstand.
Klaar? Nakijken
timer
5:00

Slide 18 - Tekstslide

H3 Elektriciteit
§3.2 Weerstand

Slide 19 - Tekstslide

Planning
Planning en leerdoelen bespreken.
Herhalen vorige keer.
Berekenen weerstand.
Weerstanden aflezen.
Weerstanden in schakelingen.
Zelfstandig werken. 

Slide 20 - Tekstslide

Doelen 3.2 
  • Je berekent de weerstand. 
  • Je kunt een weerstand aflezen m.b.v. je binas.
  • Je kunt de weerstand in verschillende schakelingen uitrekenen. 

Slide 21 - Tekstslide

Weerstand meet ik in
A
ampère
B
watt
C
ohm
D
siemens

Slide 22 - Quizvraag

Weerstand
A
I
B
R
C
U
D
P

Slide 23 - Quizvraag

Weerstand: Fietsen tegen de wind in. de weerstand is?
A
hoog
B
laag

Slide 24 - Quizvraag

Soortelijke weerstand
A
Is een stofeigenschap
B
Is een voorwerpeigenschap
C
Is hetzelfde als geleidbaarheid
D
Is hetzelfde als dichtheid

Slide 25 - Quizvraag

De eenheid van soortelijke weerstand is
A
B
Ωm
C
kg/m^3

Slide 26 - Quizvraag

Wet van Ohm
R=IU
R
Weerstand
ohm (Ω)
U
Spanning
Volt (V)
I
Stroom sterkte
Ampère  (A)

Slide 27 - Tekstslide

Wet van Ohm 

Slide 28 - Tekstslide

Voorbeeld
De waterkoker heeft een weerstand van 40 Ω en is aangesloten op 230 V. Bereken de stroomsterkte door  de waterkoker.
Gegeven:
Gevraagd:
Formule:
Berekening:
Antwoord:

Slide 29 - Tekstslide

Voorbeeld
De waterkoker heeft een weerstand van 40 Ω en is aangesloten op 230 V. Bereken de stroomsterkte door  de waterkoker.
Gegeven: R = 40 Ω ; U = 230 V
Gevraagd: I
Formule: I = U : R
Berekening: 230 : 40 = 5,75 A
Antwoord: I = 5,75 A

Slide 30 - Tekstslide

Oefenen
Op een wasmachine staat een spanning van 230 V. De stroomsterkte  is 1,3 A.  Bereken de weerstand.
Gegeven:
Gevraagd:
Formule:
Berekening:
Antwoord:

Slide 31 - Tekstslide

Op een wasmachine staat een spanning van 230 V. De stroomsterkte is 1,3 A. Bereken de weerstand.

Slide 32 - Open vraag

Uitwerking
Op een wasmachine staat een spanning van 230 V. De stroomsterkte  is 1,3 A.  Bereken de weerstand.
Gegeven: U = 230 V ; I = 1,3 A
Gevraagd: R
Formule: R = U : I
Berekening: 230 : 1,3 = 
Antwoord: 177  Ω

Slide 33 - Tekstslide

Een weerstand

Hier staat een voorbeeld van een weerstand.

Let op de ringen. Deze weerstand heeft vier ringen.

De ringen hebben een betekenis welke een

codering is voor de grootte van de weerstand.


We hebben ring 1, 2 

Daarnaast ring A en B

Slide 34 - Tekstslide

De weerstand
  • Een weerstand wordt gemaakt door een dun laagje koolstof op een glasstaafje aan te brengen.

  • Hoe dunner het laagje koolstof, des te hoger de weerstand.

  • Als de temperatuur hoger wordt, dan wordt de weerstand hoger.

Slide 35 - Tekstslide

3.2 Weerstandjes

Slide 36 - Tekstslide

Wat is de weerstand van dit weerstandje

Slide 37 - Tekstslide

=
serie schakeling
Vervangingsweerstand s

Slide 38 - Tekstslide

Wat is de totale weerstand van de 3 weerstanden?
A
200Ω
B
801Ω
C
1,8kΩ
D
Dat hangt van de spanning af.

Slide 39 - Quizvraag

Zelfstandig werken
Wat? 3.2: opgave 17 tot en met 28 af.
Hoe? Je mag na 5 minuten zachtjes overleggen in je groep
Hulp? Kijk in je boek, vraag binnen je groep, steek dan je vinger op. 
Tijd? 15 minuten. 
Uitkomst?
Je berekent de weerstand.
Je kunt een weerstand aflezen m.b.v. je binas.
Je kunt de weerstand in verschillende schakelingen uitrekenen. 
Klaar? Nakijken
timer
5:00

Slide 40 - Tekstslide