G3 Economie 1,1

G3 Economie 1,2
woensdag 18 september 2024
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

G3 Economie 1,2
woensdag 18 september 2024

Slide 1 - Tekstslide

Wat is Prinsjesdag?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Prinsjesdag
-3de dinsdag van september
-Troonrede voorgelezen door de koning
-Minister van Financiën brengt het koffertje
-In het koffertje zit de miljoenennota
-In de miljoenennota staan de belangrijkste financiële plannen voor het nieuwe jaar (2025).

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht
-In groepjes van 4
-Pak de miljoenennota van 2025 erbij 
-Wat valt jullie op als je kijkt naar de begroting van 2024 ten opzichte van 2025?
-Waar moet van jullie meer geld naar toe en WAAROM?
-Noteer dit op papier!

Slide 5 - Tekstslide

Wat weten jullie nog?
-Wat zijn behoeften?
-Wat is consumeren?
-Wat is het verschil tussen goederen en diensten?

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Alternatief aanwendbaar
-Middelen kun je op verschillende manieren inzetten om je behoeften te voorzien.
Voorbeeld: Grond kun je gebruiken om gewassen op te verbouwen, maar ook om huizen op te bouwen.

Slide 8 - Tekstslide

Begroting
-Overzicht van verwachte inkomsten en uitgaven over een bepaalde periode.
-Nederland heeft een Rijksbegroting voor elk jaar.

Slide 9 - Tekstslide

Wat is bezuinigen?
-Minder geld uitgeven dan er binnenkomt.
-Geld overhouden, kun je zien als sparen.
Gaat Nederland bezuinigen als we kijken naar de Rijksbegroting?

Slide 10 - Tekstslide

Budget
-De hoeveelheid geld waarmee je in een bepaalde periode kunt beschikken.
-Denk bijvoorbeeld aan zakgeld elke maand, dit is ook een bepaald budget.

Slide 11 - Tekstslide

Wat is jullie budget per maand?

Slide 12 - Woordweb

Huishoudelijke uitgaven
-Dit zijn dagelijkse uitgaven
-Boodschappen
-Persoonlijke uitgaven

Slide 13 - Tekstslide

Incidentele uitgaven
-Grote uitgaven die je niet zo vaak doet en waarvoor het verstandig is om geld te reserveren.
-Grote uitgaven
-Uitgaven doe je niet zo vaak

Slide 14 - Tekstslide

Inkomen
-Geld dat je ontvangt 
-Er zijn 3 soorten inkomens:
-Inkomen uit arbeid
-Inkomen uit bezit
-Overdrachtsinkomen

Slide 15 - Tekstslide

Primair inkomen
-Dit is inkomen uit arbeid (werken) en bezit.
Een bouwvakker verdient loon, omdat hij huizen bouwt.

Slide 16 - Tekstslide

Secundair inkomen
-Dit het primaire inkomen + het overdrachtsinkomen samen - de belastingen.
-Overdrachtsinkomen is inkomen waarvoor je geen tegenprestatie hoeft te leveren.
Denk aan een WW-Uitkering 

Slide 17 - Tekstslide

Sparen
-Als je gaat sparen zorg je ervoor dat je op een later moment in de toekomst ook geld hebt. 
-Dit betekent dat je geld opzij zet voor later.
-Sparen jullie al?

Slide 18 - Tekstslide

Wat zijn redenen om te gaan sparen?

Slide 19 - Tekstslide

Vaste lasten
-Dit zijn uitgaven die je met een bepaalde regelmaat betaalt.
-Deze uitgaven zijn vaak opgenomen in een bepaald contract.
-Deze uitgaven worden ook wel kosten genoemd.

Slide 20 - Tekstslide

Aan het werk
-Starten met de opgaven van hoofdstuk 1,2
-Bladzijde 18 van het boek.

Slide 21 - Tekstslide