In deze les zitten 74 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 7 videos.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 7: Een gezinsbudget
Slide 1 - Tekstslide
Je neemt elke dag een douche van 10 minuten. Maar als je slechts 5 minuten zou douchen, zou je elke maand 7,5€ besparen. Wat denk je hiervan?
Wow! Ik probeer altijd op geld te letten, dus vanaf nu kortere douche!
Ik ga minder lang douchen, dat is beter voor het milieu.
Goed en lang douchen is belangrijk voor mij: 10 minuten dus!
Geld maakt me niet zoveel uit. Ik douche zo lang ik wil
Slide 2 - Poll
Op school ben jij de enige die boterhammen meebrengt tijdens de middag. Al jouw vrienden eten elke dag een broodje. Koop jij vanaf vandaag ook elke dag een broodje?
No way! Dat kost te veel.
Ik vind het toch wat raar om als enige met mijn brooddoos in de refter te zitten, dus ja.
Ik overtuig mijn vrienden om ook hun boterhammen mee te brengen.
Broodjes zijn wel lekker! Af en toe koop ik er eentje, maar meestal neem ik mijn boterhammen mee.
Slide 3 - Poll
Slide 4 - Video
Op Black Friday zie je een promo voor de nieuwste Iphone met een korting van 70%. Wat doe je?
70% korting, wat een deal! Ik koop hem, ook al heb ik er eigenlijk geen nodig.
Ik vertrouw dit zaakje niet.
Ik wil al lang een nieuwe Iphone en heb gewacht op Black Friday voor deze korting.
Ik heb geen nieuwe smartphone nodig, dus ik negeer deze aanbieding.
Slide 5 - Poll
Je wil online een paar supercoole sneakers kopen. Welke verzendoptie kies je?
Ik kies een expresszending om mijn sneakers vnvd al in huis te hebben. Ik betaal 5€ extra.
Ik wil mijn sneakers morgen kunnen aandoen. Ik betaal 2,5€ extra voor een snelle verzending.
Ik kan wel een week wachten, dan is de verzending gratis.
Ik ga naar de winkelstraat, dan heb ik mijn sneakers ook direct. Hopelijk vind ik ze in mijn maat.
Slide 6 - Poll
Slide 7 - Video
Je krijgt deze sms. Wat doe je?
Als de bank mij een sms stuurt, zal het wel belangrijk zijn. Ik klik op de link en volg de instructies.
Berichtjes van vreemde nummers verwijder ik altijd direct.
Ik klik op de link om te controleren waarover het gaat. Ik ben wel voorzichtig.
Dit is bedrog en ik laat me er niet door vangen.
Slide 8 - Poll
Slide 9 - Video
Opdracht 1:
Ontdek hoe het gesteld is met het Vlaamse gezinsbudget
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Video
Tot welke groep behoren de gezinnen?
Behoren de onderstaande gezinnen tot de groep die het moeilijk heeft om rond te komen of tot de groep die onverwachte uitgaven kan opvangen?
Slide 12 - Tekstslide
‘Ik zou liever wat meer geld overhouden op het einde van de maand, zodat we als koppel ook eens leuke dingen zouden kunnen doen. Met twee fulltime werken en dan een heel jaar leuke dingen moeten laten voorbijgaan, is niet fijn.’
A
Gezin die het moeilijk heeft
B
Gezin die onverwachte uitgaven kan opvangen
Slide 13 - Quizvraag
‘Wij moesten een dokter roepen voor ons zieke zoontje. Ik heb aan de dokter moeten vragen of hij akkoord was dat wij hem volgende maand zouden betalen, wanneer ik mijn invaliditeitsuitkering heb gekregen. We moesten ook nog de medicamenten betalen. In maanden als deze kunnen wij de facturen niet betalen. Je kiest voor de gezondheid van je kind en laat de facturen liggen.'
A
Gezin die het moeilijk heeft
B
Gezin die onverwachte uitgaven kan opvangen
Slide 14 - Quizvraag
‘Rondkomen met je maandelijkse loon, je hele huishouden draaiende houden en ook eens iets extra voor de kinderen of jezelf kunnen kopen, dat lijkt mooi op papier, maar het is niet zo eenvoudig. Het vraagt planning en discipline om je aan je budget te houden.'
A
Gezin die het moeilijk heeft
B
Gezin die onverwachte uitgaven kan opvangen
Slide 15 - Quizvraag
‘Ik ben werkloos. Ik word uitgemaakt voor luiaard. Ik word met de vinger gewezen. Ik heb er niet om gevraagd werkloos te zijn. Ik heb werk gezocht. Ik was zelfs bereid eender welk werk te aanvaarden. Maar ik heb niets gevonden … en nu zeggen ze dat ik te oud ben.’
A
Gezin die het moeilijk heeft
B
Gezin die onverwachte uitgaven kan opvangen
Slide 16 - Quizvraag
‘Nu zijn onze kinderen afgestudeerd en lukt het ons om elke maand wat te sparen. Toen ze nog studeerden, was het moeilijk om rond te komen, zeker wanneer er onverwachte uitgaven waren, zoals de wasmachine die het plots liet afweten.
A
Gezin die het moeilijk heeft
B
Gezin die onverwachte uitgaven kan opvangen
Slide 17 - Quizvraag
‘Mijn echtgenoot en ik hebben beide een leuke job met een goed inkomen. We hebben eigenlijk geen moeite om rond te komen, maar ik besef heel goed dat dat niet bij iedereen zo is. Ik heb een broer en een zus die het moeilijk hebben. We nemen de neefjes en het nichtje mee als we een dagje uitgaan en bij de geboorte kregen ze naast een luiervoorraad ‘tegoedbonnen’ voor het onbeperkt verstoren van onze nachtrust en voor logeerpartijen. Het is moeilijk om hen direct hulp aan te bieden. We zijn bang om iemand voor het hoofd te stoten.
A
Gezin die het moeilijk heeft
B
Gezin die onverwachte uitgaven kan opvangen
Slide 18 - Quizvraag
Neem je WB p 98.
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Opdracht 2:
Onderzoek welke inkomstbronnen een gezin kan hebben
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Wat zijn de 3 grootste inkomstbronnen van een gezin volgens de grafiek?
Slide 23 - Woordweb
WB p 100
Slide 24 - Tekstslide
Verbind elk woord met de correcte omschrijving.
Slide 25 - Tekstslide
Alimentatie
Uitkering voor tijdskrediet
Leefloon
Schooltoelage
Wedden en lonen
Kindergeld of groeipakket
Geld dat je kunt krijgen van de overheid om je
te helpen je studiekosten te betalen.
Het geld dat je verdient door te werken.
Je krijgt van het OCMW een leefloon wanneer
je inkomen te laag is om van te leven en je die
situatie niet kunt veranderen.
Het geld dat je krijgt van de overheid, per
kind, om je te helpen met de kosten die bij de
opvoeding van een kind horen.
Een financiële bijdrage aan de kosten,
om te voorzien in het levensonderhoud
van de kinderen, en/of de partner na een
echtscheiding.
Een uitkering van de overheid bij een
loopbaanonderbreking om het loonverlies te
compenseren.
Slide 26 - Sleepvraag
WB p 100
Slide 27 - Tekstslide
Opdracht 3:
De belangrijkste uitgavenpost van een gezin
Slide 28 - Tekstslide
Waar geef jij vooral je geld aan uit?
Slide 29 - Woordweb
Slide 30 - Video
Welke uitgaven heeft een gezin denk je?
Slide 31 - Woordweb
Slide 32 - Tekstslide
Aan welke vijf zaken geeft een gezin het meeste geld uit?
Slide 33 - Woordweb
WB p 100
Slide 34 - Tekstslide
Maak oefening 2 en 3 op p 101-102 per twee.
Slide 35 - Tekstslide
onderwijs.hetarchief.be
Slide 36 - Link
Opdracht 4:
Ga na of de gezinnen kunnen rondkomen met hun inkomen
Slide 37 - Tekstslide
Terugkerende inkomst
Toevalligeinkomst
huur-opbrengst
Erfenis
Kinder-
bijslag
Winst bij een kansspel
Loon
Terugbetaling gezondheids-zorgen
Slide 38 - Sleepvraag
Vaste uitgave
Variabele uitgave
Uitzonderlijke uitgave
Abonnement internet
Kledij
Vakantie
Aankoop wagen
Huur van een woning
Bood-schappen
School-rekening
Bus-abonnement
Filmticket
Slide 39 - Sleepvraag
WB p 103
Slide 40 - Tekstslide
WB p 104
Slide 41 - Tekstslide
WB p 104
Slide 42 - Tekstslide
Taak: Een gezinsbudget
Slide 43 - Tekstslide
Opdracht 5:
Ontdek wat de risico’s van lenen en schulden zijn
Slide 44 - Tekstslide
Slide 45 - Video
Sparen duurt te lang. Je kunt beter lenen en afbetalen. Dan kun je meteen kopen wat je wilt hebben.
Eens
Oneens
Slide 46 - Poll
Geld lenen is gevaarlijk, omdat je niet weet
of je de schuld wel kan terugbetalen.
Ja
Nee
Slide 47 - Poll
Wie van jullie spaart?
Ik spaar voor iets wat ik heel graag wil (hebben).
Sparen? Ik kom altijd geld tekort!
Ik spaar, maar weet niet precies waarvoor.
Ik hoef niet te sparen, want ik krijg alles wat ik wil (hebben).
Slide 48 - Poll
Waar spaar jij voor,
of zou je voor willen sparen??
Slide 49 - Open vraag
Hoe kun je zorgen
dat je meer spaart?
Slide 50 - Open vraag
Spaartips
Open een spaarrekening.
Zet iedere week of maand geld op de spaarrekening.
Veel kleine beetjes maken groot.
Maak een overzicht van inkomsten en uitgaven.
Kun je ergens op besparen?
Praat er thuis over dat je spaart,
en waarvoor je spaart.
Slide 51 - Tekstslide
Leen je wel eens geld van iemand?
Ik heb nog nooit geld geleend.
Ik leen wel eens geld van mijn ouders.
Ik leen wel eens geld van een vriend of vriendin.
Slide 52 - Poll
Leen je wel eens geld uit aan iemand?
Nee, nooit
Soms wel, aan een vriend of vriendin
Soms wel, aan (één van) mijn ouders
Slide 53 - Poll
Stel: je smartphone die je op afbetaling hebt
gekocht, laat je na 2 maanden op de grond vallen.
De telefoon is helemaal stuk. Moet je dan de
resterende termijnen van je lening doorbetalen?
A
Ja
B
Nee
Slide 54 - Quizvraag
Wat bedoelen ze met de uitspraak: 'Geld lenen kost ook geld.'
Slide 55 - Open vraag
Opdracht 5
Slide 56 - Tekstslide
Hoeveel % van de Vlaamse gezinnen betaalt een woning af?
A
72%
B
90%
C
33%
Slide 57 - Quizvraag
Hoeveel betalen Vlaamse gezinnen maandelijks af aan een woonlening?
A
1000 euro
B
909 euro
C
899 euro
Slide 58 - Quizvraag
Hoeveel % van de Vlamingen betaalt een autolening af?
A
70%
B
56%
C
31%
Slide 59 - Quizvraag
Vlamingen lenen enkel voor een woning of een wagen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 60 - Quizvraag
WB p 105
Slide 61 - Tekstslide
Slide 62 - Video
Verbind elk woord met de correcte omschrijving.
Slide 63 - Tekstslide
Een lening
Rente of intrest
Schuld
de vergoeding die je moet betalen als je geld hebt geleend. Als je zelf geld aan iemand hebt geleend, is dat het extra bedrag dat je van de lener krijgt. Leen je iemand 1000 euro en vraag je daar 100 euro vergoeding voor, dan is die 100 euro de rente. Die persoon moet jou dan niet 1000 euro terugbetalen, maar 1000 euro + rente = 1100 euro in totaal. (Vaak wordt rente uitgedrukt in een % (percentage). Je betaalt bijvoorbeeld 5 % rente op het totale bedrag dat je leent.)
een geldbedrag dat door iemand wordt verstrekt aan iemand anders op
voorwaarde dat het later terug wordt betaald. Vaak wordt daar een vergoeding in de vorm
van rente voor betaald.
het bedrag van je lening dat je nog moet terugbetalen. Als je 1000 euro geleend
hebt en daarvan al 100 euro hebt terugbetaald, dan is je schuld 900 euro.
Slide 64 - Sleepvraag
Slide 65 - Tekstslide
Wat zijn de redenen waarom mensen hun lening niet meer kunnen afbetalen?
Slide 66 - Woordweb
WB p 106
Slide 67 - Tekstslide
onderwijs.hetarchief.be
Slide 68 - Link
Welke belangrijke tip geeft de dame op het einde mee, zodat je niet in moeilijkheden komt?
Slide 69 - Open vraag
WB p 106
Slide 70 - Tekstslide
Geld lenen kost geld (en geluk)
Je betaalt rente over de schuld.
Je moet de schuld altijd terugbetalen.
Mensen lenen steeds opnieuw om nog meer spullen te kopen.
Een schuld maakt ongelukkig.
Soms moeten mensen geholpen worden om uit de schulden te komen.
Slide 71 - Tekstslide
Opdracht 6:
Onderzoek of de gezinnen van onze spilfiguren erin slagen
om rond te komen
Slide 72 - Tekstslide
Groepswerk per twee of drie
Jullie krijgen een tekst over de financiële situatie van een gezin.
Bestudeer grondig de situatie van jouw gezin.
Markeer de inkomstenbronnen in het groen.
Markeer de uitgavenposten in het rood.
Noteer op p 106-107 de inkomstenbronnen van het gezin.
Geef ook aan of dat terugkerende of toevallige inkomstenbronnen zijn.