Werkwoordspelling MA2 les 2 TT en VT

Week 2, les 2
Inhoud van deze les:

Herhaling TT 
Uitleg VT
Oefeningen

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Week 2, les 2
Inhoud van deze les:

Herhaling TT 
Uitleg VT
Oefeningen

Slide 1 - Tekstslide

DOEL



- je kent de stam/ik-vorm van een werkwoord

- je kunt de persoonsvorm in de tt én vt goed spellen


spelling van de persoonsvorm in 
de tegenwoordige tijd (tt) en
de verleden tijd (vt)

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

(worden, tt) jij ook zo moe van de lockdown?

Slide 4 - Open vraag

In Leiden (woeden, tt) een grote brand.

Slide 5 - Open vraag

In dit boek (vinden, tt) je vriend zelfs een geschikt recept.

Slide 6 - Open vraag

Engelse werkwoorden:

  • Relaxen
  • Liken
  • Appen
  • Stressen
  • Skaten

                          
  • Facetimen
  • Deleten
  • Uploaden
  • Downloaden
  • Scoren

Slide 7 - Tekstslide

Engelse ww
- Hetzelfde als Nederlandse werkwoorden
- Bij werkwoorden die eindigen op -e de 'e' laten staan 
                              faken --> stam: fake --> hij fake+t (tt)
                                           
- Soms heb je een dubbele eindmedeklinker

Slide 8 - Tekstslide

Niet iedereen met een smartphone (gamen, tt) graag.
A
gamet
B
gamt
C
gamedt
D
gamede

Slide 9 - Quizvraag

Jason (barbecueën, tt) het liefst in de achtertuin van zijn huis.
A
barbecued
B
barbecuedt
C
barbecuet
D
barbecuette

Slide 10 - Quizvraag

Op die gladde weg (skate, tt) mijn vriendje het liefst.
A
skatet
B
skate
C
skated

Slide 11 - Quizvraag

Werkwoordspelling VT

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Zwakke werkwoorden VT
Werkwoorden vervoegen in de verleden tijd. 

Je weet dat het Nederlands zwakke en sterke werkwoorden kent. 
Een zwak werkwoord verandert in de verleden tijd niet van klank.

hele werkwoord: fietsen
tegenwoordige tijd: ik fiets
verleden tijd: ik fietste

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

De uitgever (verspreiden, vt) het manuscript onder de lezers.

Slide 16 - Open vraag

Peter en Janne (kokhalzen, vt) toen zij de gruwelijke film zagen.

Slide 17 - Open vraag

Vroeger (printen, vt) een gemiddelde kantoormedewerker niet veel.

Slide 18 - Open vraag

Sterke werkwoorden VT
Een sterk werkwoord verandert in de verleden tijd wel van klank.


hele werkwoord: geven
tegenwoordige tijd: ik geef
verleden tijd: ik gaf.


Slide 19 - Tekstslide

Zijn broek
(krimpen, vt) in de wasmachine.

Slide 20 - Open vraag

De presentator
(schelden, vt) veel in zijn programma.

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Tekstslide

Engelse ww
- Hetzelfde als Nederlandse werkwoorden
- Bij werkwoorden die eindigen op -e de 'e' laten staan 
                              faken --> stam: fake --> hij fake+t (tt)
                                           --> hij fake+te
- Soms heb je een dubbele eindmedeklinker

Slide 23 - Tekstslide

Veel van die stellen (daten, vt) in eerste instantie online,
A
dateten
B
datetten
C
dateden

Slide 24 - Quizvraag

Bieber (dragracen, vt) met zeer hoge snelheid door de straten van Hollywood
A
dragracte
B
dragraceten
C
dragracete

Slide 25 - Quizvraag

Harry ........... ( appen) gisteren naar zijn broer vanuit Canada.
A
appte
B
apte
C
aptte
D
apptte

Slide 26 - Quizvraag

Megan ......... (shoppen) vorige week met haar moeder in Vancouver.
A
shopptte
B
shopte
C
shoppte
D
shoptte

Slide 27 - Quizvraag

Geleerd?



- je kent de stam/ik-vorm van een werkwoord

- je kunt de persoonsvorm in de tt én vt goed spellen


spelling van de persoonsvorm in 
de tegenwoordige tijd (tt) en
de verleden tijd (vt)

Slide 28 - Tekstslide

Benoem wat je geleerd hebt deze les.

Slide 29 - Open vraag