L'article partitif │ het delend lidwoord

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2-5

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Je gaat nu oefenen met het delend lidwoord. Het delend lidwoord komt vaak voor bij eten, daar begin je mee. Daarna kom je het tegen in een andere context. 
BONNE CHANCE!

Slide 11 - Tekstslide



'Na een hoeveelheidswoord gebruik je altijd: de of d'.
A
Goed
B
Fout.

Slide 12 - Quizvraag



'Heb je jam gegeten?'
Kies het juiste antwoord.
A
Tu as mangé de la confiture ?
B
Tu as mangé la confiture ?

Slide 13 - Quizvraag



'ik ben dol op de hamburgers van MacDonalds'
Kies de juiste vertaling.
A
J'adore les hamburgers de McDo.
B
J'adore des hamburgers de McDo.

Slide 14 - Quizvraag



'Na een ontkenning krijg je in het frans 'de' of 'd''.

A
Goed
B
Fout.

Slide 15 - Quizvraag



'Houd je van jam?'
Kies de juiste vertaling.

A
Tu aimes de la confiture?
B
Tu aimes la confiture?

Slide 16 - Quizvraag



'Op de markt koop ik kaas.'
Kies de juiste vertaling.
A
Au marché, j'achète du fromage.
B
Au marché, j'achète le fromage.

Slide 17 - Quizvraag



'Ik wil een kilo appels'

Kies de juiste vertaling.
A
Je veux un kilo des pommes.
B
Je veux un kilo de pommes.

Slide 18 - Quizvraag


Na de werkwoorden aimer, préférer en détester gebruik je altijd het bepaald lidwoord:
le, la of les
A
Goed
B
Fout

Slide 19 - Quizvraag



'Er is geen olie meer.'
Kies de juiste vertaling.
A
Il n'y a plus d'huile.
B
Il n'y a plus de l'huile.

Slide 20 - Quizvraag



'Ik heb nog een paar vragen.'
Kies de juiste vertaling.
A
J'ai encore quelques des questions.
B
J'ai encore quelques questions.
C
J'ai encore quelques de la questions.
D
J'ai encore quelles questions.

Slide 21 - Quizvraag



'Ik werk graag met kinderen'
Kies de juiste vertaling.
A
J'aime travailler avec les enfants.
B
J'aime travailler avec enfants.
C
J'aime travailler avec des enfants.
D
J'aime travailler avec de l'enfants.

Slide 22 - Quizvraag



'Kunt u mij informatie geven over...'
Kies de juiste vertaling.
A
Pourriez-vous me donner de l'information sur ...
B
Pourriez-vous me donner l'information sur ...
C
Pourriez-vous me donner des information sur ...
D
Pourriez-vous me donner de la information sur ...

Slide 23 - Quizvraag

Vertaal: Kan ik fietsen huren?

Slide 24 - Open vraag

Vertaal: Heb ik vrije tijd in het weekend?

Slide 25 - Open vraag

Vertaal: Jij hebt geluk!

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide