Cva , copd , DM, parkinson

1 / 14
volgende
Slide 1: Video
Helpende plusMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Deze slide heeft geen instructies

COPD - Chronic Obstructive Pulmonary Disease
COPD is  een verzamelnaam voor chronische bronchitis en longemfyseem. Het is een aandoening aan de longen en luchtwegen. Astma is ook een longziekten maar valt niet onder COPD.

Oorzaak: roken en invloeden van buitenaf zoals chemische dampen. 
Behandeling: zorg voor een gezonde leefstijl, goede voeding en voldoende beweging en stopen met roken.

Doel: klachten verminderen & luchtweginfectie voorkomen 
Medicatie: Geïnhaleerd, spieren ontspannen, ontsteking minder, slijm oplossen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

longen en luchtwegen

Slide 3 - Tekstslide

Zie blz. 65 in boek
Aandachtspunten verzorging 
  • Doe de ADL op het moment van de dag dat de klachten het minst zijn.
  • Voorkom onnodige vermoeidheid.
  • Houd een vaste volgorde van handelingen aan.
  • Let erop dat de cliënt doorademt.
  • Laat de cliënt uitademen als hij zijn armen omhoog moet doen tijdens het aankleden.
  • Laat de cliënt zo veel mogelijk zitten.
  • Gebruik geen prikkelende middelen zoals haarlak of deodorant uit een spuitbus.
  • Voorkom obstipatie door onvoldoende beweging.
  • Melkproducten kunnen extra slijmvorming geven.
  • Geef bij extreme vermoeidheid steeds kleine beetjes eten.
  • Ga professioneel om met het ophoesten van sputum (onderdruk je eventuele afkeer).
  • Let op de juiste toediening van medicatie.

Slide 4 - Tekstslide

blz. 66

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Diabetes - Suikerziekte
Soorten diabetes:
Type 1 & Type 2  of wel insuline afhankelijk en insuline onafhankelijk. Het is een chronische ziekten.

Behandeling: Dieet en medicatie
Belangrijk: Na het toedienen van insuline moet de cliënt op tijd eten. Anders begint de insuline al te werken en wordt de glucose uit het bloed opgenomen in de cellen. Dit is ook weer afhankelijk welk soort insuline er gespoten wordt.
De bloedsuiker kan worden gemeten door een apparaatje dat een druppeltje bloed opzuigt en direct het suikergehalte van het bloed meet.  

De bloedsuikerwaarde wordt uitgedrukt in mmol/l. Als die waarde te hoog is, moet er extra insuline worden toegediend. De grens is voor elke cliënt anders en ook de hoeveelheid extra toe te dienen insuline verschilt per cliënt.

Een gezonde bloedsuikerwaarde ligt tussen de 4,0 en 8,0 mmol/l, voor zowel volwassenen als kinderen, met of zonder diabetes.

Slide 6 - Tekstslide

Blz. 69
HYPO VS HYPER

Slide 7 - Tekstslide

Hypo (hypoglykemie)
Een te laag glucosegehalte kan veroorzaakt worden door na het spuiten van insuline niet of onvoldoende te eten. Het kan helpen om iemand een suikerklontje te laten eten of suikerwater te laten drinken. Bij een hypo mag je nooit insuline toedienen. Een hypo kan leiden tot een coma.
Hyper (hyperglykemie)
Een te hoog glucosegehalte ontstaat meestal geleidelijk. De cliënt heeft veel dorst en plast veel. Bij een hyper dien je extra insuline toe volgens een door de arts vastgesteld schema. Een hyper kan leiden tot een coma

Slide 8 - Video

filmpje bij opdracht 21
CVA - Cerebro vasculair accident 
Hersenbloeding, herseninfarct, TIA
Geen of minder bloed 
50% of hoger, 20 % - 50 %,  minder dan 20 %

Gevolgen van een CVA





 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat kan een helpende plus doen?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Parkinson 

Prikkelstoornis 
Progressieve ziekte 
Verschijnselen beginnen aan een kant 
Parkinson en dementie 
Behandeling en therapie 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

vragen?

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies