1HVE - Semaine 25 - Leçon 3

Aujourd'hui, c'est le ...
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Aujourd'hui, c'est le ...

Slide 1 - Tekstslide

Chapitre 6 - 1VE1
Tot nu toe heb je alles tot bron F - exercice 26 gemaakt 
 A: Lise, Tijn, Mik, Jorian, Liam, Jasper, Suze, Moritz, Sam, Max
B: Lise, Tijn, Mik, Jorian, Liam, Jasper, Suze, Moritz, Sam, Danil, Yannick, Max
D: Mauro, Lise, Tijn, Jorian, Liam, Isabel, Jasper, Suze, Moritz, Sam, Danil, Yannick, Max
E (wel gemaakt): Niek, Willemijn, Carlin, Lisa, Hanna, Isabel, Maurice, Tess, Pien, Sem, Feline, Luna
F (wel gemaakt):  Carlin, Lisa, Tess, Lotte, Pien, Sem, 


Slide 2 - Tekstslide

Chapitre 6 - 1HV2
Tot nu toe heb je alles tot bron F - exercice 25 gemaakt 
 A: Rita, Midas, Fabian, 
B: Rita, Midas, Fabian, Wes, 
D: Rita, Sirawit, Midas, Luuk, Fabian, Dany
E: Rita, Midas, Daan, Samira, Luuk, Lieke, Jelte, Fabian, Wes, Dany, Floris, Tijmen, Lynn, 
F:  Rita, Midas, Samira, Luuk, Lieke, Jelte, Fabian, Wes, Dany, Floris, Laurie, Tijmen, Lynn
H (wie heeft EN gehad en nog geen uitleg grammaire FA?): Feline, Lucas Alan, Rita, Gijs, Lucas, Daan, Kas, Luuk, Lieke, Jelte, Niels, Fabian, Floris, Lynn


Slide 3 - Tekstslide

La dernière semaine
Leçon 1 - Au travail!

Leçon 2 - La répétition de la grammaire Chapitre 6 & Devoirs: Parler

Leçon 3 - Parler & La répétition de la grammaire 
(Chapitre 1, 2, 3 & 5) 

Slide 4 - Tekstslide

Chapitre 1
- Het lidwoord
- Avoir (hebben)
- Getallen t/m 20

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

le
la
l'
les
école
professeur
devoirs
classe
cantine
élève
examens
sac à dos

Slide 7 - Sleepvraag

un
une
des
piscine
professeurs
cours
cahiers
livre
gomme

Slide 8 - Sleepvraag

Let op de uitspraak bij nous avons,
vous avez, ils ont & elles ont......
?????                   <Z>                                          
Bijna alle vormen van avoir beginnen
met de letter a........ behalve......?........
Leer 2 kanten op
F>N  &  N>F
tu as = ....
tu es = ....
Ils   ont = .....
Ils  sont - ....
avoir
hebben

Slide 9 - Woordweb

nous (avoir)
A
sommes
B
êtes
C
avez
D
avons

Slide 10 - Quizvraag

Sophie (avoir)
A
as
B
ai
C
avez
D
a

Slide 11 - Quizvraag

Sleep de getallen naar de juiste plaats op de lineaal :
treize
trois
zéro
six

onze
seize
vingt

Slide 12 - Sleepvraag

deux + sept =
A
9
B
8
C
11
D
17

Slide 13 - Quizvraag

Chapitre 2
- Regelmatige werkwoorden op -er
- De ontkenning
- Getallen t/m 100

Slide 14 - Tekstslide

Zet in de goede vorm:
tu (regarder) ____________
A
regarde
B
regardes
C
regardons
D
regardent

Slide 15 - Quizvraag

Hoe vervoeg je het werkwoord 'oublier': nous .....?

Slide 16 - Open vraag

ik heb geen broer
A
ne je pas ai un frère
B
j'ai ne pas un frère
C
je n'ai pas un frère
D
j'ai un ne frère pas

Slide 17 - Quizvraag

Vous avez beaucoup de devoirs?
A
Nous avons ne beaucoup pas de devoirs
B
Vous n'avez pas de devoirs
C
Vous avez beaucoup de ne devoirs pas
D
Nous n 'avons pas beaucoup de devoirs

Slide 18 - Quizvraag

trente-cinq
quarante-quatre
vingt-neuf
trente-neuf
vingt-deux
quarante et un

Slide 19 - Sleepvraag

Zet de getallen in de juiste volgorde van klein naar groot : 
sept
dix-sept
seize
trente-quatre
quarante-trois
soixante-deux
soixante-six
soixante-dix
cinquante-six

Slide 20 - Sleepvraag

97
A
quatre-vingts-sept
B
quatre-vingt-sept
C
quarante-vingt-sept
D
quatre-vingt-dix-sept

Slide 21 - Quizvraag

Chapitre 3
- être (zijn)
- bezittelijk voornaamwoord
- kloktijden

Slide 22 - Tekstslide

zijn
Let op de uitspraak bij vous êtes  :  <z>
en bij 
ils sont   &
elles sont......   :  <S>

Houd   tu es  en
il / elle / on est
uit elkaar :
overal  1  "t"
Leer 2 kanten op :
F>N  &  N>F
tu es = ....
tu as = ....
Ils  sont = .....
Ils  ont   = ....
être

Slide 23 - Woordweb

Vous (être)
A
êtes
B
avez
C
ont
D
est

Slide 24 - Quizvraag

Marie et Pierre (être)
A
est
B
sont
C
ont
D
sommes

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide

vervang het lidwoord voor het juiste bezittelijke voornaamwoord:
une trousse
A
ton
B
ta
C
tes

Slide 27 - Quizvraag

les livres
A
son
B
sa
C
ses

Slide 28 - Quizvraag

le sac à dos
A
mon
B
ma
C
mes

Slide 29 - Quizvraag

Zet de tijden van vroeg naar laat:
(sleep blauw over rood)
deux heures moins dix
deux heures vingt
deux heures moins le quart
deux heures et demie
deux heures cinq

Slide 30 - Sleepvraag

Chapitre 5
- Passé composé met avoir
- Bijvoeglijk naamwoord

Slide 31 - Tekstslide

Maak de vormen van de passé composé van het werkwoord aimer.
Je/j'
Tu
Il/elle/on
Nous
Vous
Ils/elles
aimé
aimé
aimé
aimé
aimé
aimé
avons
avez
ont
as
a
ai

Slide 32 - Sleepvraag

Kies de juiste vorm:
La ceinture est (blauw)
A
bleu
B
bleus
C
bleue
D
bleues

Slide 33 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
Il est (groot)
A
grande
B
grand
C
grandes
D
grands

Slide 34 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
Marianne est (verdrietig)
A
tristee
B
tristes
C
tristees
D
triste

Slide 35 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
L'actrice est (mooi)
A
beaux
B
belles
C
belle
D
beau

Slide 36 - Quizvraag

Slide 37 - Tekstslide

Parler
Spreekvaardigheid; vertel over:
- Jezelf kort voorstellen (naam, leeftijd, verjaardag)
- Vertellen over jouw woonplaats 
- Wat je dit weekend gaat doen (min. 2 activiteiten)

Slide 38 - Tekstslide