In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Quiz H5 en H8
H5 Licht
H8 Atomen en Straling
25 vragen
Slide 1 - Tekstslide
Het object uit de afbeelding is een .......
A
Natuurlijke lichtbron
B
Kunstmatige lichtbron
C
Geen lichtbron
Slide 2 - Quizvraag
In de afbeelding zie je een voorbeeld van......
A
Direct licht
B
Indirect licht
Slide 3 - Quizvraag
Metalen glanzen van nature. Metalen kaatsen.....
A
Diffuus terug
B
Spiegelend terug
Slide 4 - Quizvraag
De normaal maakt een hoek van ....... graden met de spiegel
A
0 graden
B
45 graden
C
90 graden
D
180 graden
Slide 5 - Quizvraag
Welk nummer geeft de hoek van terugkaatsing weer?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 6 - Quizvraag
Hoe groot is de hoek van inval?
Slide 7 - Open vraag
Bij veel licht is de pupil
A
Groot
B
Klein
C
Licht heeft geen
invloed op pupil
Slide 8 - Quizvraag
Wat is constant in de oog ?
A
brandpuntafstand
B
beeldafstand
Slide 9 - Quizvraag
Hoe heet het als de spiertjes rondom de lens de lens verstellen?
A
Revalideren
B
Accommoderen
C
Adapteren
D
Corrigeren
Slide 10 - Quizvraag
Wat is het probleem als je bijziend bent ?
A
Ooglens is te sterk
B
Ooglens is te zwak
Slide 11 - Quizvraag
Hoe sterk is een lens als de brandpuntafstand 35 cm is?
A
0,029
B
0,29
C
2,9
D
29
Slide 12 - Quizvraag
wat is een kenmerk van ioniserende straling?
A
De straling is zichtbaar voor mensen
B
De straling kan moleculen kapot maken
C
De straling transporteert warmte
Slide 13 - Quizvraag
Welke van deze soorten straling is NIET ioniserend?
A
IR-straling
B
UV-straling
C
röntgenstraling
D
gammastraling
Slide 14 - Quizvraag
Welke deeltjes binnen het atoom zorgen NIET voor de massa?
A
De protonen
B
De neutronen
C
De elektronen
Slide 15 - Quizvraag
Een atoom is neutraal ...
A
Als er neutronen in zitten.
B
Als er meer neutronen dan protonen in zitten.
C
Als er meer neutronen dan elektronen inzitten.
D
Als er evenveel protonen als elektronen in zitten.
Slide 16 - Quizvraag
Waarom zijn C-12 en C-14 isotopen van elkaar?
A
Ze hebben hetzelfde aantal neutronen en protonen.
B
Ze hebben hetzelfde aantal protonen, maar een verschillend aantal neutronen.
C
Ze hebben hetzelfde aantal neutronen, maar een verschillend aantal protonen.
D
Zowel het aantal protonen als het aantal neutronen is verschillend.
Slide 17 - Quizvraag
IJzer-55 heeft een halfwaardetijd van drie dagen.
Hoeveel radioactiviteit is er na zes dagen nog over?
A
de helft
B
een kwart
C
een achtste
D
niets meer
Slide 18 - Quizvraag
Juist/onjuist:
Hoe hoger de waarde van de activiteit van een radioactieve bron, des te schadelijker de straling?
A
Ja dit is juist
B
Nee dit is onjuist
C
Dat kun je niet zeggen aan de hand van de activiteit alleen
Slide 19 - Quizvraag
Van een bron cobalt wordt de activiteit gemeten, deze blijkt 30.148 Bq te zijn. Ter gelijker tijd wordt van een bron Jodium-131 ook de activiteit gemeten, deze blijkt 546 te zijn. Welke stof zend een grotere hoeveelheid straling uit?
A
De bron Cobalt
B
De bron jodium-131
Slide 20 - Quizvraag
Wat is de halveringstijd van de volgende stof.
Slide 21 - Open vraag
Wat is activiteit?
A
Het aantal protonen dat per seconde vervalt
B
Het aantal kernen dat per seconde vervalt
C
Het aantal ionen dat per seconde vervalt
D
De hoeveelheid gammastraling
Slide 22 - Quizvraag
De dracht van alfastraling is groter dan van gammastraling.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 23 - Quizvraag
Van welk soort straling wordt bij medisch onderzoek vaak gebruik gemaakt?
A
alfastraling
B
bètastraling
C
gammastraling
D
zonnestralen
Slide 24 - Quizvraag
Bij medisch onderzoek wordt soms een tracer gebruikt.
Een goede tracer:
A
zendt alfastraling uit en heeft een kleine halfwaardetijd.
B
zendt gammastraling uit en heeft een kleine halfwaardetijd.
C
zendt alfastraling uit en heeft een grote halfwaardetijd.
D
zendt gammastraling uit en heeft een grote halfwaardetijd.
Slide 25 - Quizvraag
Welke voorzorgsmaatregelen kun je nemen om je te beschermen tegen straling
A
De tijd dat ze vlakbij de radioactieve stoffen komen zo lang mogelijk houden
B
De afstand tot de radioactieve stoffen zo klein mogelijk houden
C
Afschermingsmateriaal gebruiken dat de straling absorbeert