thema 6 week 1 les 5

Week 1 les 5
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Week 1 les 5

Slide 1 - Tekstslide

Media

Slide 2 - Woordweb

Wat hebben we deze week allemaal gehad?

Slide 3 - Open vraag

Thema woorden

Slide 4 - Tekstslide

Bij welk thema woord past deze omschrijving?
Iets goed, leuk of mooi vinden.

Slide 5 - Open vraag

Wat betekent dit woord?
Analyseren.

Slide 6 - Open vraag

Evalueren
A
Bekijken of bespreken wat er gebeurd is of gedaan is.
B
Een kleine hoeveelheid.
C
Je iets herinneren, iets voor je zien.

Slide 7 - Quizvraag

Bij welk thema woord past deze omschrijving?
Iemand die een recensie schrijft.

Slide 8 - Open vraag

Samengestelde werkwoorden
Welke twee soorten samengestelde werkwoorden zijn er? En wat doen ze?

Slide 9 - Tekstslide

Scheidbaar samengesteld werkwoord
Kan in een zin in twee delen worden gesplitst: Het werkwoordsdeel en het andere deel.

Slide 10 - Tekstslide

Onscheidbaar samengesteld werkwoord
blijven de delen aan elkaar staan.

Slide 11 - Tekstslide

Schrijf het gezegde op. Schrijf het samengestelde werkwoord:
Je doet het niet meer dicht.

Slide 12 - Open vraag

Schrijf de zin op met de juiste vorm van het samengestelde werkwoord: De schrijver ..... het geloofwaardig. (opbouwen)

Slide 13 - Open vraag

Schrijf de zin op met de juiste vorm van het samengestelde werkwoord:
Maar hij ....... de lezer niet. (teleurstellen)

Slide 14 - Open vraag

Ik snap hoe samengestelde werkwoorden werken.
Ja
Nee
Een beetje

Slide 15 - Poll

Dan of als

Slide 16 - Tekstslide

Dan
Als je twee dingen met elkaar wil vergelijkt en je wil het VERSCHIL aangeven, gebruik je de vergrotende trap met DAN

Slide 17 - Tekstslide

Als
Als je twee dingen met elkaar vergelijkt en je wil de OVEREENKOMST (er is geen verschil) aangeven, gebruik je ALS.

Je herkent de zinnen vaak aan de woorden: even, zo, zoveel en zelfde

Slide 18 - Tekstslide

Gaat het over een verschil of een overeenkomst?
Dit nieuwe boek is beter dan het vorige boek.

Slide 19 - Open vraag

Gaat het over een verschil of een overeenkomst?
Ik hoop dat het net zo afloopt als de vorige keer.

Slide 20 - Open vraag

Welk woord past op de lege plek?
Maar een flinke campagne beïnvloedt de verkoop meer .... een goede recensie.

Slide 21 - Open vraag

Welk woord past op de lege plek?
Het verhaal van de onbekende acteur was net zo goed .... de titel.

Slide 22 - Open vraag

Ik snap wanneer ik dan en als gebruik in de zin.
Ja
Nee
Een beetje

Slide 23 - Poll

Vonden jullie zo'n taal les leuk?
Ja, ik ben actiever bezig dan als we uit het boek werken
Nee, ik vindt dit niet handig werken
Ik weet nog niet of ik dit leuk vind.

Slide 24 - Poll