Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen onderwerp en hoofdgedachte.
Ik kan uitleggen welke doelen een tekst kan hebben.
Ik kan uitleggen welke functies een titel kan hebben.
Ik kan uitleggen wat de functies van de inleiding en het slot zijn.
Slide 4 - Tekstslide
Nakijken
Maak opdracht 2 en 3 (blz 11).
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Inleiding
Een goede tekst bestaat uit drie delen: inleiding, middenstuk, slot.
De inleiding van een tekst heeft twee functies:
-de aandacht van het publiek trekken
-het onderwerp van de tekst introduceren
Slide 8 - Tekstslide
Inleiding: aandacht trekken
Naar een actuele gebeurtenis verwijzen
Kort de voorgeschiedenis van het onderwerp beschrijven
Een aantrekkelijk voorbeeld geven (anekdote)
Het belang voor het publiek aangeven
Slide 9 - Tekstslide
Aandacht trekken: sterke eerste zin
een intrigerende vraag: Hoeveel keer per dag liegt u?
schokkende of opvallende cijfers: een op de zeven leerlingen in havo 4 blijft zitten
een paradox (tegenstelling): hoe gespecialiseerder iemand is, hoe minder hij kan.
een prikkelend citaat: 'Ik denk, dus ik besta', schreef de Franse filosoof ...
een bijzondere opsomming: vijf stripboeken, een weduwe en een prinses. Wat hebben die met elkaar te maken?
Slide 10 - Tekstslide
Inleiding: onderwerp introduceren
Een of meerdere vragen stellen
Een mening (standpunt) formuleren
Een probleem schetsen
In het middenstuk worden dan de vragen beantwoord, de argumenten bij het standpunt gegeven of de verklaringen of oplossingen voor het probleem gepresenteerd.
Slide 11 - Tekstslide
Slot
Een tekst wordt afgerond met een slot. Het slot bevat meestal de hoofdgedachte (de conclusie) van de tekst. Deze is dan vaak in één zin geformuleerd. Vaak begint het slot met een signaal(woord): kortom, al met al, we hebben dus gezien dat ...
Slide 12 - Tekstslide
Slot
Naast de hoofdgedachte bevat het slot soms:
-een samenvatting
-een afweging
-een aansporing of aanbeveling
-een toekomstverwachting
De manier waarop een tekst wordt afgerond, wordt onder andere bepaald door het doel van de tekst en door de inleiding. Een activerende tekst kan bijvoorbeeld eindigen met een aansporing.
Slide 13 - Tekstslide
Slot: aantrekkelijk eindigen
-aansluiten bij de inleiding: in het slot wordt teruggekomen op de aandachtstrekker uit de inleiding ('de cirkel rondmaken')
-een uitsmijter: een pakkende slotzin, bijvoorbeeld door een retorische vraag of een citaat
-> voorbeeld blz 18
Slide 14 - Tekstslide
Tekst 2 - Wel of geen bijbaan?
Slide 15 - Tekstslide
www.tiktok.com
Slide 16 - Link
Tekst 2 - Wel of geen bijbaan?
Lezen blz 13
Slide 17 - Tekstslide
Huiswerk 10/12
H1 Lezen
Paragraaf 2 Uiteenzetting, betoog en beschouwing
Opdracht 4 en 5 online of in je schrift.
Slide 18 - Tekstslide
Herhaling Lezen onderbouw
Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen onderwerp en hoofdgedachte.
Ik kan uitleggen welke doelen een tekst kan hebben.
Ik kan uitleggen welke functies een titel kan hebben.
Ik kan uitleggen wat de functies van de inleiding en het slot zijn.
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Wat gaan we doen?
Nakijken opdracht 4 en 5
Alinea's, kernzinnen en verbanden in teksten
Lezen tekst 3 en 4
Zelfstandig aan het werk: 6 t/m 9
Slide 21 - Tekstslide
Herhaling Lezen onderbouw
Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen onderwerp en hoofdgedachte.
Ik kan uitleggen welke doelen een tekst kan hebben.
Ik kan uitleggen welke functies een titel kan hebben.
Ik kan uitleggen wat de functies van de inleiding en het slot zijn.
Ik kan kernzinnen herkennen in alinea's.
Ik kan verbanden tussen tekstgedeelten herkennen en benoemen.
Slide 22 - Tekstslide
Alinea's en kernzinnen
Een tekst is opgebouwd uit alinea's. Een goede alinea bevat één hoofdgedachte die in één zin is geformuleerd: de kernzin. De kernzin is meestal de eerste zin van de alinea, soms de tweede zin als de eerste zin een structurerende of verbindende zin is. In een enkel geval is de kernzin de laatste zin van de alinea.
Slide 23 - Tekstslide
Verbanden in teksten
Een tekst is begrijpelijk en prettig om naar te luisteren wanneer de verbanden tussen de zinnen en de deelonderwerpen duidelijk worden aangegeven. Op die manier herken je de structuur van de tekst. Verbanden kun je aangeven met signaalwoorden.
Slide 24 - Tekstslide
Verbanden in teksten
verband
signaalwoorden
opsommend
ook, tevens, bovendien, daarnaast, vervolgens, ten eerste...
tegenstellend
maar, echter, toch, niettemin, daarentegen...
chronologisch
eerst, dan, daarna, toen, uiteindelijk...
oorzakelijk
doordat, daardoor, als gevolg van...
toelichtend
zo, bijvoorbeeld, zoals, neem nou
voorwaardelijk
als, indien, wanneer, in het geval dat, tenzij, mits
Slide 25 - Tekstslide
Verbanden in teksten
verband
signaalwoorden
vergelijkend
zoals, net zo ... als, evenals, meer dan...
redengevend
daarom, omdat, derhalve, want, immers...
doel-middel
om te, met de bedoeling om, opdat, zodat, daarvoor, waarvoor, door... te
toegevend
ook al, zij het dat, weliswaar, hoewel, ofschoon
samenvattend
kortom, samengevat, al met al
concluderend
dus, daarom, concluderend, kortom, als met al, dan ook