1d 12-12 1b

1b 12-12
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

1b 12-12

Slide 1 - Tekstslide

Welkom!!!
Leg je pen, Nieuw Nederlands en je schrift op tafel. 
Verder is je bureau leeg.
Pak je leesboek en ga lezen.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Programma
1. Lezen. 
2. Bijvoeglijk naamwoord en voorzetsel.

Slide 4 - Tekstslide

Na de les...
...heb ik gelezen. 
...weet ik alles over het bijvoeglijk naamwoord en het voorzetsel.

Slide 5 - Tekstslide

Je gaat lezen in je leesboek. 

Slide 6 - Tekstslide

Programma
1. Lezen.
2. Bijvoeglijk naamwoord en voorzetsel.

Slide 7 - Tekstslide

Woordsoorten

werkwoord

lidwoord

zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord

voorzetsel 
Woordsoorten

lopen, werken, lezen, huilen, lachen,
schrijven, gamen, springen, willen
de, het (bepaalde lidwoorden
een (onbepaald lidwoord)
mens, dier, plant, ding of gevoel
de man, de zon, de liefde, een muis, een ster
De verbrande cake. De verspilde energie.

?

Slide 8 - Tekstslide

Werkwoord
Fietsen, werken, rennen, willen, kunnen, zijn, hebben, fluiten

Slide 9 - Tekstslide

Woordsoorten

werkwoord

lidwoord

zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord

voorzetsel 
Woordsoorten

lopen, werken, lezen, huilen, lachen,
schrijven, gamen, springen, willen
de, het (bepaalde lidwoorden
een (onbepaald lidwoord)
mens, dier, plant, ding of gevoel
de man, de zon, de liefde, een muis, een ster
De verbrande cake. De verspilde energie.

?

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Woordsoorten

werkwoord

lidwoord

zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord

voorzetsel 
Woordsoorten

lopen, werken, lezen, huilen, lachen,
schrijven, gamen, springen, willen
de, het (bepaalde lidwoorden
een (onbepaald lidwoord)
mens, dier, plant, ding of gevoel
de man, de zon, de liefde, een muis, een ster
De verbrande cake. De verspilde energie.

?

Slide 12 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
  • Het spannende boek.
  • Het lieve kind.
  • Het schitterende boek.
  • Het kartonnen bakje.

Slide 13 - Tekstslide

Woordsoorten

werkwoord

lidwoord

zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord

voorzetsel 
Woordsoorten

lopen, werken, lezen, huilen, lachen,
schrijven, gamen, springen, willen
de, het (bepaalde lidwoorden
een (onbepaald lidwoord)
mens, dier, plant, ding of gevoel
de man, de zon, de liefde, een muis, een ster
De verbrande cake. De verspilde energie.

?

Slide 14 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord

Staat soms ook achter het zelfstandig naamwoord

  • De schitterende film.
  • De film is schitterend.
  • Het mooie huis. 
  • Het huis is mooi

Slide 15 - Tekstslide

werkwoord als bijvoeglijk naamwoord
De brief is verstuurd. 
De verstuurde brief. 
Hij heeft een hoop geld verspild. 
Het verspilde geld. 
Hij heeft een mail gestuurd. 
De verstuurde mail.
Het hout is verbrand. 
Het verbrande hout. (hele werkwoord = branden)
Het hondje is gered. 
Het geredde hondje. (hele werkwoord = redden)


Slide 16 - Tekstslide

wel+e  niet+e
de man is lang - de lange man
de bloem is mooi - de mooie bloem
het huis is prachtig - het prachtige huis
het feest is saai - het saaie feest
het bijzondere evenement - een bijzonder evenement

het leuke grapje - de leuke grap- een leuk grapje
het vreemde verhaal - een vreemd verhaal
het groene blad - een groen blad
het gebouw is monumentaal - het monumentale gebouw - een monumentaal gebouw

Slide 17 - Tekstslide

Stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden

Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het materiaal waarvan het gemaakt is.

Deze bijvoeglijke naamwoorden kennen maar 1 vorm en eindigt meestal op -en:

  • de zilveren ring
  • de gouden medaille
  • het stenen muurtje
  • maar: het nylon tasje


Slide 18 - Tekstslide

blw =

olw =

zn =

bn =

st.bn =

ww =
bepaald lidwoord (de, het)
                                                              onbepaald lidwoord (een)

zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord

stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

werkwoord

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Link

Slide 21 - Video

Slide 22 - Video

Woordsoorten

werkwoord

lidwoord

zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord

voorzetsel 
Woordsoorten

lopen, werken, lezen, huilen, lachen,
schrijven, gamen, springen, willen
de, het (bepaalde lidwoorden
een (onbepaald lidwoord)
mens, dier, plant, ding of gevoel
de man, de zon, de liefde, een muis, een ster
De verbrande cake. De verspilde energie.

een plaats (kooi), een tijd (feest), een reden of een oorzaak (drukte)
in de kooi, op de kooi, boven water, achter de kast

Slide 23 - Tekstslide

Programma
1. Lezen.

3. Bijvoeglijk naamwoord en voorzetsel.

Slide 24 - Tekstslide

Na de les...
...heb ik gelezen. 
..weet ik alles over het bijvoeglijk naamwoord en het voorzetsel.

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht

Bladzijde 213 
opdracht 4

Slide 26 - Tekstslide

Taalkundig ontleden
Bij taalkundig ontleden, ontleed je de woordsoort van elk woord in een zin. Bijvoorbeeld:              Mijn dochter heeft met een vriendinnetje lekkere cupcakes gebakken. In woordsoorten is dit:
mijn = bezittelijk voornaamwoord
dochter = 
heeft = 
met = 
een = 
vriendinnetje = 
lekkere = 
cupcakes = 
gebakken = 

Slide 27 - Tekstslide

Taalkundig ontleden
Bij taalkundig ontleden, ontleed je de woordsoort van elk woord in een zin. Bijvoorbeeld:              Mijn dochter heeft met een vriendinnetje lekkere cupcakes gebakken. In woordsoorten is dit:
mijn = bezittelijk voornaamwoord
dochter = zelfstandig naamwoord
heeft = hulpwerkwoord
met = voorzetsel
een = onbepaald lidwoord
vriendinnetje = zelfstandig naamwoord
lekkere = bijvoeglijk naamwoord
cupcakes = zelfstandig naamwoord
gebakken = zelfstandig werkwoord (voltooid deelwoord).

Slide 28 - Tekstslide

Fijne dag!

Slide 29 - Tekstslide