In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Onderdelen in deze les
4.2 Evolutietheorie
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we deze les doen?
Terugblik Doelen Aan het einde van de les kun je -uitleggen wat de evolutietheorie is en hoe deze tot stand is gekomen -vier argumenten voor de evolutietheorie benoemen Uitleg Opdrachten maken en afsluiting
Slide 2 - Tekstslide
evolutie
ontwikkeling van leven waarbij soorten ontstaan, veranderen en/of verdwijnen
Slide 3 - Tekstslide
evolutie door
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Video
De evolutietheorie
De evolutietheorie is vanaf de 18e eeuw ontwikkeld door Charles Darwin.
De theorie is niet te bewijzen. Er zijn wel veel feiten de de theorie ondersteunen.
De feiten zijn de argumenten voor de evolutietheorie.
De evolutietheorie gaat uit van:
- variatie in genotypen
- natuurlijke selectie
- het ontstaan van nieuwe soorten
Slide 6 - Tekstslide
De evolutietheorie
- genotypen: alle erfelijke eigenschappen van een organisme
- mutatie: plotselinge verandering van een eigenschap/genotype
- natuurlijke selectie: individuen met gunstige eigenschappen hebben een grotere overlevingskans en kans op nakomelingen
- het ontstaan van nieuwe soorten door bijv. isolatie
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Video
Aan de slag
Slide 9 - Tekstslide
Aan de slag
Slide 10 - Tekstslide
Let op!!!!!
De organismen kunnen zich
NIET aanpassen!!!!! Een giraf kan niet
tijdens zijn levensloop een langere nek krijgen.
Wel natuurlijke selectie: met lange nek een grotere overlevingskans en kans op nakomelingen
Slide 11 - Tekstslide
ontstaan nieuwe soorten
Slide 12 - Tekstslide
E
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Aan de slag
Maak opdr. 11 tm 14, 16 en 17
Slide 15 - Tekstslide
Quiz camouflage
zie powerpoint
Slide 16 - Tekstslide
Wat gaan we deze les doen?
Terugblik
Doelen Aan het einde van de les kun je -kenmerken van bacteriën en schimmels benoemen -voorbeelden van nuttige en schadelijke bacteriën en schimmels benoemen
Uitleg
opdrachten maken en afsluiting
Slide 17 - Tekstslide
Kenmerken
Bacterie is eencellig, voortplanting door deling
Schimmel is een- of meercellig (schimmeldraden en paddestoel)
voortplanting deling of sporen
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Video
Nuttig of schadelijk?
+ bacteriën en schimmels zijn reducenten dus ruimen op
+bacteriën zorgen voor een goede balans in je darmen +bacterien en schimmels worden gebruikt in de biotechnologie, ze maken yoghurt, alcohol (gist) en rijzen je brood +sommige schimmels zijn eetbaar
-laten voedsel bederven - kunnen een schimmelinfectie of bacteriele infectie veroorzaken (medicijn)
Slide 20 - Tekstslide
Bacteriën
Yoghurt ontstaat door speciale melkzuurbacteriën.
Bacteriën gebruiken de energierijke stoffen uit de melk
Voorbeeld melksuiker.
Melkzuur komt vrij als afvalstof
Conserveren
Manieren van
Koel bewaren
Pasteuriseren
Het product wordt verhit tot 72 graden Celcius
- veel bacteriën en schimmels gaan dood, maar niet allemaal
- je vindt deze melk in de koeling van de supermarkt
Steriliseren
Het product wordt tussen de 130 en 140 graden celcius verhit
- Alle bacteriën en schimmels gaan dood
- De smaak verandert
- Deze melk vind je in de supermarkt buiten de koeling
Drogen
Water wordt uit de producten gehaald. Bacteriën en schimmels hebben dit nodig om in leven te blijven.
- gedroogd fruit
- soep (cup a soup)
- melkpoeder / chocopoeder
- gedroogde groenten
Vacuum verpakken
Ook wel het luchtdicht verpakken. Alle lucht wordt uit de verpakking gezogen. Zo voorkomen ze de verdere groei van bacterien en schimmels
Maak opdracht 38 t/m 48 in je werkboek vanaf blz 170
Klaar? Laat controleren en kijk de opdrachten na.
Afsluiting, terugblik doelen
Slide 22 - Tekstslide
Wat gaan we deze les doen?
Terugblik
Doelen
-Aan het einde van de les kun je uitleggen wat zaadplanten, naaktzadigen, bedektzadigen en sporenplanten zijn en hier voorbeelden bij noemen
Uitleg
Opdrachten maken en afsluiting
Slide 23 - Tekstslide
Planten bestaan uit 3 afdelingen. - De wieren (algen)
- Sporenplanten
-Zaadplanten
Slide 24 - Tekstslide
Indeling planten
De vaatplanten zijn de paardenstaarten, varens en zaadplanten.
Slide 25 - Tekstslide
Zaadplanten
Wortels, stengels, bladeren
Wel bloemen
Voortplanting door zaden
Slide 26 - Tekstslide
Zaadplanten
Naaktzadigen
- Zaden tussen de schubben (kegels)
- Bladeren meestal naaldvormig
Bedektzadigen
- Zaden in vruchten
- Bladeren niet naaldvormig
Slide 27 - Tekstslide
Sporenplanten
Wortels
stengels
Bladeren
voortplanting door sporen
Onderverdeeld in:
Mossen en Varens
Slide 28 - Tekstslide
Aan de slag
Maak opdracht 49 t/m 55 in je werkboek.
Klaar? Laat controleren en kijk de opdrachten na.
Afsluiting: terugblik doelen.
Slide 29 - Tekstslide
Wat gaan we deze les doen?
Terugblik
Doelen Aan het einde van de les -weet je hoe dieren ingedeeld kunnen worden en ken je de begrippen symetrie en skelet - kun je de 7 stammen benoemen en hier kenmerken van geven
Uitleg
Opdrachten maken en afsluiting
Slide 30 - Tekstslide
symetrie en skelet
- symetrisch, veelzijdig symetrisch of niet symetrisch
-inwendig, uitwendig of geen skelet
Slide 31 - Tekstslide
Gewervelden
Kenmerken:
- tweezijdig symetrisch
- inwendig skelet
1: vissen
2: reptielen
3: amfibiën
4: vogels
5: zoogdieren
Slide 32 - Tekstslide
holtedieren
Kenmerken:
- veelzijdig symetrisch
- meestal geen skelet
- leven in water
- vangen hun prooi met
tentakels
Slide 33 - Tekstslide
Weekdieren
Kenmerken:
- Tweezijdig symetrisch
- Meestal een schelp of huisje
als skelet
Inktvis
Naaktslak
Mossel
Slide 34 - Tekstslide
Geleedpotigen
Kenmerken:
- tweezijdig symetrisch
- het skelet is een pantser
1 insecten
2 spinachtigen
3 kreeftachtigen (10 poten)
4 veelpotigen
Insect
6 poten
1
Spinachtigen
8 poten
2
Kreeftachtigen
10 poten
3
Veel potigen
veel poten (meer dan 10)
4
Slide 35 - Tekstslide
Sponzen
Kenmerken:
- niet symetrisch
- skelet van stevige hoornstof
tussen de cellen
- zitten meestal vast op de
bodem van de zee
Slide 36 - Tekstslide
Stekelhuidigen
Kenmerken:
- veelzijdig symetrisch
- inwendig skelet (kalk)
- de huid is bedekt met stekels
of knobbels
- leeft op debodem van de zee
Zee-egel
Zeester
Zeekomkommer
Slide 37 - Tekstslide
Wormen
tweezijdig symmetrisch
geen skelet
lichaam is lang en dun
Slide 38 - Tekstslide
Aan de slag
Maak opdracht 56 t/m 69 in je werkboek.
Je hebt deze les + een deel van de volgende les hier tijd voor
Slide 39 - Tekstslide
Wat gaan we deze les doen?
Terugblik paragraaf 5, 6, 7 Doelen Aan het einde van de les kun je
-uitleggen wat determineren is -determineren
Uitleg Nu we alle kenmerken van organismen kennen, kunnen we determineren. Dit is een voorbereiding op het PTA determineren.
Aan de slag en afsluiting Afsluiting
Slide 40 - Tekstslide
Bacteriën en schimmels Planten Dieren
Slide 41 - Woordweb
Determineren
Blz 187 TB
'wie ben ik'
Determineren: Organismen die je niet kent, kun je in een domein, rijk, stam of klasse plaatsen door op de kenmerken te letten. Determineren is achter de naam van een organisme komen met behulp van een determineertabel of een zoekkaart.
Slide 42 - Tekstslide
Een voorbeeld
Kijk op blz 189 van je TB
Determineren met behulp van een determineertabel
Slide 43 - Tekstslide
Een voorbeeld met zoekkaart
Slide 44 - Tekstslide
Aan de slag
Maak opdracht 70 tm 74 in je werkboek
Wie wil samen met docent?
Klaar? Laat controleren en kijk de opdrachten na
Afsluiting
Slide 45 - Tekstslide
Wat is determineren?
Slide 46 - Open vraag
Blz 189 Welke determineerstappen zijn juist?
A
1a-2a-3b
B
1b-2a-3a
Slide 47 - Quizvraag
Blz 189 Welke determineerstappen zijn juist?
A
1a-4a
B
1a-4b-5b
C
1a-4b-5a
Slide 48 - Quizvraag
Wat gaan we deze les doen?
Samenvatten paragraaf 1 t/m 8
Diagnostische toets maken vanaf blz 195 van je tekstboek