§3.2

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Is verkoopopbrengst hetzelfde als omzet?
A
Ja
B
Nee

Slide 2 - Quizvraag

Wat is omzet?

Slide 3 - Woordweb

Te leren begrippen (uit je hoofd)
Omzet (verkoopopbrengst)
Inkoopwaarde
Brutowinst
Bedrijfskosten
Nettowinst of verlies

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

 Versmarkt Koorneef heeft in november met groenten en fruit een
omzet van € 138.000 (exclusief 9% btw). De inkoopwaarde ervan is          € 84.000
(exclusief 9% btw). De andere bedrijfskosten zijn € 43.500 (exclusief 21% btw)

Slide 6 - Tekstslide

Moet je reken met de btw rekenen?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quizvraag

Versmarkt Koorneef heeft in november met groenten en fruit een
omzet van € 138.000 (exclusief 9% btw). De inkoopwaarde ervan is € 84.000
(exclusief 9% btw). De andere bedrijfskosten zijn € 43.500 (exclusief 21% btw)
Bereken de nettowinst

Slide 8 - Open vraag

Btw….weg ermee!!!
 Versmarkt Koorneef heeft in november met groenten en fruit een
omzet van € 138.000 (exclusief 9% btw). De inkoopwaarde ervan is € 84.000
(exclusief 9% btw). De andere bedrijfskosten zijn € 43.500 (exclusief 21% btw)

Welke btw ontvang je?

Welke btw moet je betalen?

Slide 9 - Tekstslide

Btw….weg ermee!!!
 Versmarkt Koorneef heeft in november met groenten en fruit een
omzet van € 138.000 (exclusief 9% btw). De inkoopwaarde ervan is € 84.000
(exclusief 9% btw). De andere bedrijfskosten zijn € 43.500 (exclusief 21% btw)

Welke btw ontvang je:
Btw uit de omzet —> (9%) 12.420 

Welke btw moet je betalen:
Btw uit de Inkoopwaarde en bedrijfskosten
Inkoopwaarde —> (21%) 16.800
Bedrijfskosten —> (21%) 9.135

Slide 10 - Tekstslide

Er komt binnen aan btw uit omzet (afdragen aan de belastingdienst)

12.420 Afdragen
Je moet betalen aan btw in de Inkoopwaarde en bedrijfskosten (terugvragen van de belastingdienst)
16.800 + 9.135 = 25.935 terug te vragen van de belastingdienst 
Per saldo = 25.936 - 12.420 = 13.525 terugvragen.

Slide 11 - Tekstslide

Kay maakt 2 sommen in een lesuur.
Eef maakt 10 sommen in een lesuur.
Wie is productiever
A
Kay
B
Eef

Slide 12 - Quizvraag

Arbeidsproductiviteit
Productie per werknemer in een bepaalde tijd.
Hoe hoger de productiviteit, hoe lager de kostprijs per product.

Slide 13 - Tekstslide

Hoe of waardoor zou je productiever kunnen worden?

Slide 14 - Woordweb

Productiever door:
  • Technologische ontwikkelingen (automatisering & mechanisatie)
  • Arbeidsverdeling
  • Scholing
  • Prestatiebeloning 

Slide 15 - Tekstslide

Een broodjeszaak heeft drie medewerkers die elk zes dagen per week werken. Samen maken zij 1.620 broodjes per week klaar.
Bereken de arbeidsproductiviteit per dag.

Slide 16 - Open vraag

Een broodjeszaak heeft drie medewerkers die elk zes dagen per week werken. Samen maken zij 1.620 broodjes per week klaar. Voortaan werken de drie medewerkers nog maar vijf dagen per week. Door het invoeren van een prestatiebeloning stijgt het aantal broodjes met 25% per week.
Bereken met hoeveel procent de arbeidsproductiviteit per dag is gestegen.

Slide 17 - Open vraag

Productiecapaciteit 
Is de maximale hoeveelheid producten die een bedrijf kan maken. 
Hangt af van:
  • Het aantal mensen dat in het bedrijf werkzaam is.
  • De kapitaalgoederen die worden gebruikt.

Slide 18 - Tekstslide

Huiswerk
§3.1 opgaven 1 t/m 10 
§3.2 opgaven 1 t/m 10
rekenopgaven 1 t/m 14 

Slide 19 - Tekstslide