Herhalen van de geleerde categorieën
1 / 25
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
In welke tijd staat de volgende zin:
De paarden liepen.
De paarden liepen.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd
Slide 2 - Quizvraag
In welke tijd staat de volgende zin:
Wij hebben gedaan.
Wij hebben gedaan.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd
Slide 3 - Quizvraag
In welke tijd staat de volgende zin:
Mijn ouders zagen.
Mijn ouders zagen.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd
Slide 4 - Quizvraag
In welke tijd staat de volgende zin:
Neef Sander heeft gereisd.
Neef Sander heeft gereisd.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd
Slide 5 - Quizvraag
In welke tijd staat de volgende zin:
Wij sneden.
Wij sneden.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Tekstslide
Schrijf op...
Slide 8 - Open vraag
Slide 9 - Tekstslide
Schrijf op...
Slide 10 - Open vraag
Slide 11 - Tekstslide
Schrijf op...
Slide 12 - Open vraag
Slide 13 - Tekstslide
Schrijf op...
Slide 14 - Open vraag
Slide 15 - Tekstslide
Schrijf op...
Slide 16 - Open vraag
Slide 17 - Tekstslide
Schrijf op...
Slide 18 - Open vraag
Slide 19 - Tekstslide
Schrijf op...
Slide 20 - Open vraag
Slide 21 - Tekstslide
Wat is het hulpwerkwoord in deze zin
De kleine kapitein is voorbij de horizon gevaren.
De kleine kapitein is voorbij de horizon gevaren.
A
kleine
B
kapitein
C
is
D
gevaren
Slide 22 - Quizvraag
Wat is het bijvoeglijk naamwoord in deze zin
De kleine kapitein is voorbij de horizon gevaren.
De kleine kapitein is voorbij de horizon gevaren.
A
kleine
B
kapitein
C
is
D
gevaren
Slide 23 - Quizvraag
Welke zelfstandige naamwoorden staan in deze zin
De kleine kapitein is voorbij de horizon gevaren.
De kleine kapitein is voorbij de horizon gevaren.
A
kleine/gevaren
B
kapitein/horizon
C
is/gevaren
D
de/horizon
