herhaling gram h3 + h4

Grammatica h3 + h4 herhalen 
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Grammatica h3 + h4 herhalen 

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Herhalen theorie
  • Maken 1 tm 9 extra grammatica
  • Nakijken antwoorden extra grammatica
  • Leren voor de toets 

Slide 2 - Tekstslide

Bedrijvende en lijdende vorm

Slide 3 - Tekstslide

Omzetten bedrijvend ->lijdend
  • Het lijdend voorwerp wordt onderwerp.
  • Het onderwerp wordt een bijwoordelijke bepaling die begint met door.
  • In het gezegde komt een vorm van het hulpwerkwoord worden te staan.

Slide 4 - Tekstslide

Let op!

Als een bedrijvende zin in de onvoltooide tijd staat, moet je in de lijdende zin het hulpwerkwoord worden gebruiken.


Als je een bedrijvende zin in de voltooide tijd omzet in een lijdende zin, moet je het hulpwerkwoord zijn gebruiken.


De tijd  van de zin moet hetzelfde blijven!


Slide 5 - Tekstslide

Omzetten lijdend->bedrijvend
  • De doorbepaling wordt het onderwerp.
  • Het onderwerp wordt LV.
  • Haal uit het gezegde de vorm van 'worden' weg.


Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Inge heeft het horloge gegeven.

Slide 8 - Open vraag

Het horloge is door Inge gegeven. 

Slide 9 - Tekstslide

Jasmijn maakte gisteren een schilderij.

Slide 10 - Open vraag

Een schilderij werd gisteren door Jasmijn gemaakt. 

Slide 11 - Tekstslide

Bedenk zelf een zin bedrijvende zin.

Slide 12 - Woordweb

Bedenk zelf een lijdende zin.

Slide 13 - Woordweb

Je kan alleen een door-bepaling hebben in de passieve zin.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het hulpwerkwoord van de lijdende vorm in de onvoltooide tijd?
A
Worden
B
Zijn

Slide 15 - Quizvraag

Noem het rijtje koppelwerkwoorden.

Slide 16 - Woordweb

Jantje eet een appel.
Eet is een ...

Slide 17 - Open vraag

Jantje heeft een appel gegeten.
Heeft is een...

Slide 18 - Open vraag

Jantje is heel blij met zijn appel.
Is is een....
A

Slide 19 - Quizvraag

Een lijdend voorwerp in combinatie met een naamwoordelijk gezegde komt niet voor.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quizvraag

In een zin met een werkwoordelijk gezegde waarin in een lijdend voorwerp voorkomt, staat vaak ook een meewerkend voorwerp.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Een meewerkend voorwerp in combinatie met een naamwoordelijk gezegde komt niet voor
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Een voorzetselvoorwerp is een...

Slide 23 - Open vraag

Noem de nieuwe vaste volgorde van het ontleden.

Slide 24 - Open vraag

Noem twee verschillen tussen een bijwoordelijke bepaling en een voorzetselvoorwerp.

Slide 25 - Woordweb

Welke vraag hoort bij de bijwoordelijke bepaling van ...

Slide 26 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling van tijd

Slide 27 - Open vraag

Bijwoordelijke bepaling van middel

Slide 28 - Open vraag

Bijwoordelijke bepaling van richting

Slide 29 - Open vraag

Bijwoordelijke bepaling van oorzaak

Slide 30 - Open vraag

Uit welke twee delen bestaat een voornaamwoordelijk bijwoord?

Slide 31 - Woordweb

Wat vervangt het voornaamwoordelijk bijwoord?

Slide 32 - Open vraag

Bekijk bladzijde 271. Kan je redekundig en taalkundig ontleden al uit elkaar houden?
A
Ja
B
Nee
C
Zo af en toe

Slide 33 - Quizvraag

Slide 34 - Link

Maken... 

Opdracht 1 tm 9 van extra grammatica h4. 
Kies zelf minimaal vijf opdrachten. De overige opdrachten mag je maken, maar dit hoeft niet. Je kijkt je antwoorden zelf na. 
Klaar? Leren/lezen 

Slide 35 - Tekstslide