4H 4.1 Indeling van de levende natuur les 1

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 35 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Startopdracht

Schrijf alles op wat je nog weet over 'De ontwikkeling van het leven op aarde'.  


  1. Loop rustig het lokaal binnen en praat zachtjes
  2. Ga zitten op je stoel
  3. Oortjes doe je uit
  4. Je jas hang je over je stoel
  5. Pak je boek, schrift + pen

timer
3:00

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
  • Leerdoelen
  • Uitleg basisstof 4.1 Indeling van de levende natuur
  • Video Hoe is he leven op Aarde ontstaan? --> 7 min. 
  • Afsluiting 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Thema 4 Evolutie
Oriëntatie
4.1 Indeling van de levende natuur
4.2 Bacteriën, virussen en schimmels
4.3 De evolutietheorie
4.4 Evolutie in populaties
4.5 Onderzoek naar evolutie

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 
  • Je kunt het ordeningssysteem van organismen beschrijven en toepassen.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontwikkelingen van het leven op aarde
De aarde bestaat ongeveer 4,6 miljard jaar.

Sinds het ontstaan van de aarde zijn er allerlei soorten organismen ontstaan. Eerst ontstonden eencellige organismen. Hieruit hebben zich langzaam alle soorten ontwikkeld die wij nu kennen.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontwikkeling van leven op aarde
- 2,5 miljard jaar geleden: eencellige organismen in zeeën en oceanen: 
- 900 miljoen jaar geleden:  meercellige organismen
- 450 miljoen jaar geleden: eerste gewervelde dieren (vissen) en landplanten
- 400 mlj. jaar geleden: landdieren

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Biodiversiteit
De ontwikkeling van levensvormen heeft geleid tot een enorme verscheidenheid aan organismen.

Biodiversiteit zijn alle verschillende organismen op aarde.

--> Goed ordeningssysteem nodig.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ordening
Gebaseerd op:
  • Moleculaire eigenschappen --> bouw van eiwitten, membranen en het erfelijk materiaal.
  • Uiterlijke kenmerken --> celtype, aantal cellen, celwand, celorganellen enz.
  • Voedingswijze

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Manieren van voeden
Autotroof --> zelfvoedend (fotosynthese, dus chlorofyl)
  • Gebruiken anorganische stoffen, zetten dit om in organische stoffen    --> CO2 + H20 (en zonlicht) --> C6H12O6

Heterotroof
 --> anders voedend (hebben dus andere organismen nodig om zicht te voeden)
  • Gebruiken organische stoffen


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heterotroof en autotroof 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Autotroof





Planten zijn foto-autotroof: zij maken zelf organische stoffen (autotroof) met behulp van zonlicht (foto).
Anorganisch --> organisch

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Autotrofe bacterieën
Gebruiken licht of stoffen als energiebron bij assimilatie

  • Foto-autotroof: licht als energiebron
  • Chemo-autotroof: Stof als energiebron

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Organismen nemen organische en anorganische stoffen op
Organische stoffen --> afkomstig van organismen of producten daarvan. C- en H- atomen. Grotere moleculen, energie. 

Anorganische stoffen --> kleine moleculen, weinig energie. Bevatten niet de elementen koolstof (C) en waterstof (H).  



Slide 16 - Tekstslide

Organische stoffen zijn afkomstig van organismen of van producten van organismen. In het molecuul moet minimaal een H-atoom en een C-atoom zitten om de stof organisch te noemen. Veel organische stoffen bevatten ook een O-atoom. Elke stof die geen C of H bevat is zeker een anorganische stof te noemen.
Water en koolstofdioxide zijn anorganische stoffen. Glucose en methaan zijn organische stoffen.
Organismen nemen organische en anorganische stoffen op
Anorganische stoffen 
  • klein en eenvoudig gebouwd
  • bestaan maar uit een paar atoomsoorten
  • belangrijkste voorbeelden: O2, CO2, H2O, NO3-, N2 etc

Organische stoffen 
  • ingewikkelder van bouw
  • bestaan uit C en H atomen en meestal ook uit O atomen (vaak N en/of P en soms S)
  • zijn door organismen geproduceerd 
  • belangrijkste voorbeelden: glucose, zetmeel, aminozuren, eiwitten, DNA/RNA, chlorofyl

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Anorganische stoffen
Anorganische stoffen
Afkomstig uit levenloze natuur
Bijvoorbeeld: water, zuurstof,
koolstofdioxide, ijzer en zouten

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Organische stoffen
  • Bevatten altijd C (koolstof), H (waterstof) en meestal O (zuurstof) atomen 
  • Komen voor in organismen / zijn afkomstig van organismen 
  • zijn meestal grote en ingewikkelde moleculen 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Organisch en anorganisch

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Producenten
  • Een producent is altijd een autotroof organisme
  • Producenten (planten) maken van anorganische stof organische stof door fotosynthese

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zeeslak
  • Neemt bladgroenkorrels van algen op
  • Fotosynthese
  • Blijven hele leven in zeeslak

Plant of dier?

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk

Lezen 4.1 t/m criteria voor indeling
Maken opdracht 1 t/m 4

Klaar? 
Lees heel 4.1





Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ordening
Indeling van de levende natuur --> drie domeinen: bacteriën, archaea en eukaryoten



BiNaS?

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Prokaryoot en eukaryoot
Prokaryoot
  • Organismen zonder een echte celkern in de cellen
  • Altijd eencellig
  • Domeinen: bacteriën en archaea

Eukaryoot
  • Organismen met echte celkernen in de cellen
  • Vaak meercellig maar kunnen ook eencellig zijn
  • Domein: eukyaroten (rijken: schimmels, planten en dieren)

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 27 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Organismen kun je indelen in 3 domeinen: 
  • Archaea
  • Bacteriën
  • Eukaryoten

Eukaryoten kan je indelen in 4 rijken:
  • Protisten
  • Schimmels
  • Planten
  • Dieren

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Organismen kun je indelen in steeds kleineren groepen
  • Een domein (bv eukaryoten ) wordt ingedeeld in rijken 
  • Een rijk wordt ingedeeld in stammen 
  • Een stam wordt ingedeeld in klassen 
  • Een klasse wordt ingedeeld in ordes
  • Een orde wordt ingedeeld in families 
  • Een familie wordt ingedeeld in geslachten 
  • Een geslacht wordt ingedeeld in soorten 

Organismen kun je indelen in steeds kleineren groepen

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Binaire naamgeving

Soorten krijgen een wetenschappelijke naam: de binaire naamgeving.

  • Geslachtsnaam en soortaanduiding
  • Geslachtsnaam is voorop, met grote letter
  • Soortaanduiding is achterop, met kleine letter.
Bijvoorbeeld: Ursus arctos (bruine beer)

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Binaire naamgeving
Geslachtsnaam + soortsaanduiding (+ ontdekker)

2 soorten madeliefjes:
Bellis perennis L.
Bellis azorica L.

uit hetzelfde geslacht
uit de familie van de composieten
Carolus Linnaeus

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

welke mezen zijn het meest aan elkaar verwant? 

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ondersoorten
Engels: subspecies

Drie namen in Latijnse naamgeving

Derde naam geeft
 een variëteit aan

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk







Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies