TCW betrekkelijk voornaamwoord

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

"De docent van wiskunde heeft net een hele les uitleg gegeven over een hoofdstuk wat ik erg lastig vind."

Slide 2 - Tekstslide

"De docent van wiskunde heeft net een hele les uitleg gegeven over een hoofdstuk wat ik erg lastig vind."
"Wat maakt de uitleg van de docent lastig?"

Slide 3 - Tekstslide

"De docent van wiskunde heeft net een hele les uitleg gegeven over een hoofdstuk wat ik erg lastig vind."
"Wat maakt de uitleg van de docent lastig?"
"Huh? Nee, het hoofdstuk is lastig. De uitleg was fijn."

Slide 4 - Tekstslide

Taalsysteem
Het boek dat ik lees, gaat over taal.

Slide 5 - Tekstslide

Taalsysteem
[DP Het boek [CP dat ik lees]], gaat over taal.

Slide 6 - Tekstslide

[DP Het boek [CP dat ik lees]], gaat over taal.

Slide 7 - Tekstslide

Taalsysteem
[DP De tekst [CP die ik lees]], gaat over taal.

Slide 8 - Tekstslide

Taalvermogen
  1. Twee fundamenten van de generatieve grammatica: (1) moedertaalsprekers zijn productief in hun taal en (2) elk mens kan elke taal leren.
  2. Chomsky zegt dat we een aangeboren taalvermogen hebben.
  3. Parole (Saussure): 50% van ons taalgebruik bestaat uit opgeslagen, veelgebruikte constructies.
  4. Generatieve grammatica: met een beperkte set regels kun je oneindig taal vormgeven.

Slide 9 - Tekstslide

Schriftelijke test uitgevoerd op 16 mei 2022 in havo 4.

Opdracht: onderstreep de woorden die volgens jouw taalgevoel onjuist zijn.

1) Hun zeggen dat een poesje die uit het asiel komt meer moeite heeft met wennen als een poesje uit een nest.

2) Het is belangrijk om naar een meisje te luisteren die binnen een groep buitengesloten word.

3) Hij heeft een boek gelezen wat door veel mensen als moeilijk wordt ervaren.

Slide 10 - Tekstslide

Schriftelijke test uitgevoerd op 16 mei 2022 in havo 4.

Opdracht: onderstreep de woorden die volgens jouw taalgevoel onjuist zijn.

1) Hun zeggen dat een poesje die uit het asiel komt meer moeite heeft met wennen als een poesje uit een nest.

2) Het is belangrijk om naar een meisje te luisteren die binnen een groep buitengesloten word.

3) Hij heeft een boek gelezen wat door veel mensen als moeilijk wordt ervaren.

Slide 11 - Tekstslide

Taalnorm
Het betrekkelijk voornaamwoord vroeger en nu

(in vogelvlucht)

Slide 12 - Tekstslide

Er is een stad en die heet Babylon.
Een stad die Babylon heet.

Slide 13 - Tekstslide

Door opkomst schrijftaal ontstonden meer samengestelde zinnen, die verschillende verbindingswoorden vereisten, afhankelijk van het antecedent.

Slide 14 - Tekstslide

Door opkomst schrijftaal ontstonden meer samengestelde zinnen, die verschillende verbindingswoorden vereisten, afhankelijk van het antecedent.

daer hy op leunt
waerop hy leunt

Slide 15 - Tekstslide

Variatie tussen dat en wat, die al bestond in de Renaissance, werd door Weiland geformaliseerd:
alles wat, iets wat
het boek dat

Komt voort uit spreektaal

Slide 16 - Tekstslide

Gladstrijken van grammaticale uitzondering, wat typisch is voor tweedetaalleerders:
geen onderscheid meer maken in woordgeslacht.
de meisje / die meisje

Slide 17 - Tekstslide

Taalwerkelijkheid
  • Het interne taalsysteem wil soepel functioneren. Het moet pragmatisch en economisch zijn.
  • Optimalisatie
  • Taalcontact zorgt voor individuele en sociale verschillen.
  • Spreektaal vs schrijftaal

Slide 18 - Tekstslide

Taalgevoel
Taalverandering of taalverloedering?

Slide 19 - Tekstslide