Oefen PW H1 paragraaf 1.1 t/m 1.4

                    Welkom! 
  • Je komt voorbereid in de les. Je hebt je huiswerk af en   je hebt alle spullen voor het vak mee.  ​
  • Vooraf aan de les, leg je alle spullen die je nodig hebt,     op je bureau.
  • Je legt je tas op of onder het rek in het lokaal. 
  • Je bent respectvol naar klasgenoten en docenten, je   helpt waar mogelijk en beledigd niemand. 
  • Je werkt gefocust, je maakt aantekeningen en je zorgt   dat je je lesdoelen behaald. ​



Welkom!
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

                    Welkom! 
  • Je komt voorbereid in de les. Je hebt je huiswerk af en   je hebt alle spullen voor het vak mee.  ​
  • Vooraf aan de les, leg je alle spullen die je nodig hebt,     op je bureau.
  • Je legt je tas op of onder het rek in het lokaal. 
  • Je bent respectvol naar klasgenoten en docenten, je   helpt waar mogelijk en beledigd niemand. 
  • Je werkt gefocust, je maakt aantekeningen en je zorgt   dat je je lesdoelen behaald. ​



Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Weekplenda
Week 36
Week 37
Week 38
Week 39
Week 40
Week 41
Week 42
      H1 §1
      H1 §2
Herhalen H1 §1+§2 

SO H
§1+§2
SO bespreken

H1 §3

H1 §4

H1 §1t/m§4 herhalen

Rep H1
§1t/m§4
Rep  bespreken

atlasles H1 

Slide 2 - Tekstslide

Twee uitspraken:

Uitspraak 1: Een kaart is een vergroting van de werkelijkheid.
Uitspraak 2: Een overzichtskaart is een kaart met een bepaald onderwerp.


A
Uitspraak 1 en 2 zijn beide goed.
B
Uitspraak 1 en 2 zijn beide fout.
C
Uitspraak 1 is goed en 2 is fout.
D
Uitspraak 1 is fout en 2 is goed.

Slide 3 - Quizvraag

Koppel en sleep de omschrijving aan het juiste begrip.
bevolkingsdichtheid
bevolkingsspreiding
hoogteligging
legenda
schaal
Het gemiddelde aantal inwoners per vierkante kilometer (inw/km2).
De verdeling van mensen over een land of gebied.
De ligging van een gebied in meters onder of boven zeeniveau.
Geeft aan hoeveel een gebied op een kaart is verkleind.
Uitleg van de betekenis van de kleuren en de symbolen op een kaart.

Slide 4 - Sleepvraag

Bekijk de kaart. Wat voor soort kaart zie je hier?
A
Overzichtskaart
B
Thematische kaart
C
Topografische kaart
D
Navigatiekaart

Slide 5 - Quizvraag

Bekijk de kaart nogmaals. Hoeveel dagen sneeuwbedekking heeft Novosibirsk?

Slide 6 - Open vraag

Bekijk de kaart nogmaals. Wat is de gemiddelde temperatuur in juli in Moskou?

Slide 7 - Open vraag

Bekijk de kaart. Wat voor soort kaart zie je hier?
A
Overzichtskaart
B
Thematische kaart
C
Topografische kaart
D
Navigatiekaart

Slide 8 - Quizvraag

Bekijk de kaart nogmaals. Welk klimaat heeft de stad Punta Arenas?

Slide 9 - Open vraag

Bekijk de kaart nogmaals. Welk klimaat heeft de stad Santiago?

Slide 10 - Open vraag

Bekijk de kaart. Wat voor soort kaart zie je hier?
A
Overzichtskaart
B
Thematische kaart
C
Topografische kaart
D
Navigatiekaart

Slide 11 - Quizvraag

Bekijk de kaart. Wat voor soort kaart zie je hier?
A
Overzichtskaart
B
Thematische kaart
C
Topografische kaart
D
Navigatiekaart

Slide 12 - Quizvraag

Bekijk de kaart nogmaals. Wat is de kleinste stad volgens de kaart?

Slide 13 - Open vraag

Bekijk de kaart nogmaals. Welke stad ligt het dichts bij Irak?

Slide 14 - Open vraag

Bekijk de kaart. Wat voor soort kaart zie je hier?
A
Overzichtskaart
B
Thematische kaart
C
Topografische kaart
D
Navigatiekaart

Slide 15 - Quizvraag

Bekijk de kaart nogmaals. Welk klimaat heeft de stad Vancouver?

Slide 16 - Open vraag

Welke 4 dingen heb je nodig om een kaart goed te kunnen lezen?

Slide 17 - Open vraag

Bekijk deze kaart nogmaals. Welk onderdeel ontbreekt op deze kaart?

Slide 18 - Open vraag

Bekijk deze kaart. Waar vind je in Iran grote stukken ongebruikt land? Verklaar ook je antwoord met behulp van de kaart.

Slide 19 - Open vraag

Bekijk de twee kaarten. Waarom is het logisch dat er in Yazd meer mensen wonen dan in het omliggende gebied?

Slide 20 - Open vraag

Een kaart heeft een schaal van 1 staat tot 4.000.000 cm. De afstand tussen twee plaatsen op de kaart is 3 cm. Hoeveel is die afstand in werkelijkheid in kilometers?
A
160 km
B
80 km
C
40 km
D
120 km

Slide 21 - Quizvraag

Een kaart heeft een schaal van 1: 700.000 De afstand tussen twee plaatsen op de kaart is 3 cm. Hoeveel is die afstand in werkelijkheid in kilometers?
A
25 km
B
20 km
C
21 km
D
26,5 km

Slide 22 - Quizvraag

Een kaart heeft een schaal van 1 : 150.000. De afstand tussen twee plaatsen op de kaart is 2 cm. Hoeveel is die afstand in werkelijkheid in kilometers?
A
7 km
B
4 km
C
6 km
D
3 km

Slide 23 - Quizvraag

Koppel en sleep de omschrijving aan het juiste begrip.
Hoge breedte
Breedtecirkel
Schaalniveau
Westerlengte
Relatieve afstand
Lage breedte
De ligging van een plaats ver van de evenaar (meer dan 60°).
Cirkel die plaatsen van gelijke breedteligging verbindt. Heet ook parallel.
De manier waarop je naar de wereld kijkt: lokaal, regionaal, nationaal, continentaal of mondiaal.
De afstand die je meet in reistijd.
Afstand tot de nulmeridiaan van een plaats ten westen ervan. Wordt afgekort als W.L.
De ligging van een plaats dicht bij de evenaar (minder dan 30°).

Slide 24 - Sleepvraag

Welke schaal zie je op de foto?
A
Lokaal
B
Regionaal
C
Nationaal
D
Continentaal

Slide 25 - Quizvraag

Welke schaal zie je op de foto?
A
Lokaal
B
Regionaal
C
Nationaal
D
Continentaal

Slide 26 - Quizvraag

Welke schaal zie je op de foto?
A
Lokaal
B
Regionaal
C
Nationaal
D
Continentaal

Slide 27 - Quizvraag

De Europese Unie is een samenwerkingsverband tussen 27 lidstaten. Tot welk schaalniveau kunnen we de Europese Unie rekenen?
A
Lokaal
B
Regionaal
C
Nationaal
D
Continentaal

Slide 28 - Quizvraag

In sommige delen van Iran wonen heel weinig mensen. In welk gebied wonen de minste mensen?
A
In het noorden van Iran
B
In het oosten van Iran
C
In het zuiden van Iran
D
In het westen van Iran

Slide 29 - Quizvraag

Noem drie redenen waarom in bepaalde gebieden (in Iran) weinig mensen wonen.

Slide 30 - Open vraag

Koppel en sleep het begrip naar de juiste plek op de kaart.
Noordpool
Zuidpool
Evenaar
Noordelijk halfrond
Zuidelijk halfrond
Noorderbreedte
Zuiderbreedte

Slide 31 - Sleepvraag

Koppel en sleep het begrip naar de juiste plek op de kaart.
Nulmeridiaan
Evenaar
Oosterlengte
Westerlengte

Slide 32 - Sleepvraag

Koppel en sleep het begrip naar de juiste plek op de kaart.
Noorderbreedte, westerlengte
Noorderbreedte, oosterlengte
Zuiderbreedte, oosterlengte
Zuiderbreedte, westerlengte

Slide 33 - Sleepvraag

Bekijk de afbeelding en volg de aanwijzingen. Op welke bladzijde vinden we Noord-Nederland?

Slide 34 - Open vraag

Bekijk de afbeelding en volg de aanwijzingen. Op welke bladzijde kunnen we Senegal vinden?

Slide 35 - Open vraag

Bekijk de afbeelding en volg de aanwijzingen. Op welke bladzijde + kaartvak kunnen we Athene vinden?

Slide 36 - Open vraag

Wat is het verschil tussen absolute en relatieve afstand?
A
Er is geen verschil.
B
Absoluut is afstand in tijd, relatief is afstand hemelsbreed in km.
C
Absoluut is hemelsbreed in km, relatief is afstand in tijd.
D
Absoluut is in kilometers, relatief is in procenten.

Slide 37 - Quizvraag

Welke afstand is hier volgens Google Maps zichtbaar tussen Ommen en Utrecht?
A
Absolute afstand
B
Relatieve afstand

Slide 38 - Quizvraag

Noem drie redenen waardoor de relatieve afstand zou kunnen toenemen als je van Ommen naar Utrecht onderweg bent.

Slide 39 - Open vraag

Koppel en sleep de omschrijving aan het juiste begrip.
Heuvelland
Hooggebergte
Hoogtegordel
Laagland
Middelgebergte
Reliëf
Gebied met een hoogteligging tussen 200 en 500 m.
Gebied met bergen die hoger zijn dan 1.500 m.
Zone van plantengroei in een gebergte.
Gebied waar de meeste bergtoppen tussen de 500 en de 1.500 m hoog zijn.
Gebied met een hoogteligging lager dan 200 m.
Hoogteverschillen in het landschap.

Slide 40 - Sleepvraag

Loofboomgordel
Naaldboomgordel
Alpenweide
Rotsgordel
Eeuwige sneeuw

Slide 41 - Sleepvraag

Welke hoogtegordel zie je op de voorgrond?
A
Loofboomgordel
B
Rotsgordel
C
Naaldboomgordel
D
Alpenweide

Slide 42 - Quizvraag

Elke km omhoog wordt het...
A
6 graden kouder
B
0,6 graden kouder
C
6 graden warmer
D
0,6 graden warmer

Slide 43 - Quizvraag

Mw. van Dijk zit lekker aan het strand (op zeeniveau) op Tenerife. Het is daar behaaglijk warm met een temperatuur van 30 graden. Ik besluit echter de vulkaan El Teide te gaan beklimmen. De eerste stop is op 1500 meter hoogte (zie foto). Wat is de temperatuur op die hoogte?

Slide 44 - Open vraag

Ik besluit verder te klimmen naar een hoogte van ongeveer 2500 meter met een panoramisch uitzicht (zie foto). Wat is de temperatuur op die hoogte?

Slide 45 - Open vraag

Uiteindelijk eindig ik op de top van de vulkaan op 4250 meter met fantastisch uitzicht (zie foto). Hoe warm is het daar? Heb ik nu wel een jas nodig?

Slide 46 - Open vraag