D-Test Fälle


Wiederholung


Nominativ , Dativ und Akkusativ!

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les


Wiederholung


Nominativ , Dativ und Akkusativ!

Slide 1 - Tekstslide

Het LIJDEND VOORWERP van de zin staat in de ....
A
Nominativ ( = eerste naamval)
B
Nominativ ( = vierde naamval)
C
Akkusativ ( = eerste naamval)
D
Akkusativ ( = vierde naamval)

Slide 2 - Quizvraag

"Hast du vorige Woche den neuen Film gesehen?"

Wat is in deze zin het onderwerp?
A
du
B
vorige Woche
C
den neuen Film
D
gesehen

Slide 3 - Quizvraag

Het LIJDEND VOORWERP is het deel van de zin......
A
dat je kunt vervangen door HIJ
B
waar je AAN/VOOR bij kunt denken
C
dat je kunt vervangen door HEM

Slide 4 - Quizvraag

"Wir haben gestern ein neues Auto gekauft."

Welk zinsdeel staat in de 4e naamval?
A
Wir
B
gestern
C
ein neues Auto
D
haben gekauft

Slide 5 - Quizvraag

"Meine Schwester hat einen süßen Hund bekommen."

"einen süßen Hund" ist.......
A
1e naamval,
B
3e naamval,
C
4e naamval,

Slide 6 - Quizvraag

"Mein Bruder hat den Hund (m) noch nicht gesehen."

"den Hund" kun je vervangen door.......
A
sie
B
euch
C
er
D
ihn

Slide 7 - Quizvraag

"Meine Schwester hat einen süßen Hund bekommen."

"einen süßen Hund" kun je vervangen door......
A
sie
B
er
C
ihn

Slide 8 - Quizvraag

Kennst du ... nicht?
A
er
B
ihn

Slide 9 - Quizvraag

Ich kenn euch nicht.

euch =
A
jou
B
jullie
C
u
D
haar

Slide 10 - Quizvraag

Meine Schwester hat einen süßen Hund bekommen.

"Meine Schwester" ist
A
1e naamval, onzijdig
B
1e naamval, vrouwelijk
C
4e naamval, onzijdig
D
4e naamval, vrouwelijk

Slide 11 - Quizvraag

Das Auto kostet 20.000 Euro.
Ich finde d... Preis (m) zu hoch.
A
der
B
die
C
den
D
das

Slide 12 - Quizvraag

Was hältst du (vind jij) von dem Preis?(m)
Ich finde ... gut.
A
er
B
ihn
C
sie
D
es

Slide 13 - Quizvraag

Der Bus fährt durch ... Straße.
A
unser
B
unsere
C
unseren

Slide 14 - Quizvraag

Herr Maier ist gegen d... Bus (m) gefahren.
A
der
B
die
C
das
D
den

Slide 15 - Quizvraag

Der Bus was sehr schnell.
Herr Maier hat ... nicht gesehen.
A
sie
B
ihn
C
es
D
er

Slide 16 - Quizvraag

ENDE


Gut gemacht!

Slide 17 - Tekstslide