In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Ik ken de mannelijke, vrouwelijke en onzijdige lidwoorden.
Ik weet wanneer je hoofdletters gebruikt.
Ik kan rangtelwoorden in het Duits maken.
der = mannelijk (m)
die = vrouwelijk (v)
das = onzijdig (o)
die = meervoud (mv)
der
mannelijke personen
mannelijke dieren
mannelijke beroepen
dagen
maanden
dagdelen
jaargetijden
die
vrouwelijke personen
vrouwelijke dieren
vrouwelijke beroepen
woorden op -heit/-keit/-ung/
-ion/-ei/-ität/-e
das
veel 'het'-woorden in het Nederlands
verkleinwoorden (-chen)
woorden in het meervoud
2 t/m 19 = getal + te
zwei + te = zweite
vanaf 20 = getal + ste
zwanzig + ste = zwanzigste
eins = erste
drei = dritte
sieben = siebte
acht = achte