Hoofdregels der/die/das klas 1

De woorden DE, HET en EEN zijn:
A
lidwoorden
B
zelfstandige naamwoorden
C
werkwoorden
D
eigennamen
1 / 14
volgende
Slide 1: Quizvraag
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

De woorden DE, HET en EEN zijn:
A
lidwoorden
B
zelfstandige naamwoorden
C
werkwoorden
D
eigennamen

Slide 1 - Quizvraag

Welke lidwoorden hebben we in het Duits?

Slide 2 - Open vraag

Geslacht

der = mannelijk (m)

die = vrouwelijk (v)

das = onzijdig (o)

die = meervoud (mv)

Slide 3 - Tekstslide

der


mannelijke personen

mannelijke dieren

mannelijke beroepen

dagen

maanden

dagdelen

jaargetijden

die


vrouwelijke personen

vrouwelijke dieren

vrouwelijke beroepen

woorden op -heit/-keit/-ung/

-schaft

woorden die op een -e eindigen (LET OP!)

Slide 4 - Tekstslide

das


veel 'het'-woorden in het Nederlands


verkleinwoorden (-chen of -lein)

die


woorden in het meervoud

Slide 5 - Tekstslide

DER (m)
DIE (v)
DAS (o)
DIE (mv)
Schule
Mädchen
Haus
Abend
Kuh
Kaninchen
Möglichkeit
Sommer
Kinder
Aufgaben

Slide 6 - Sleepvraag

Kind
A
der
B
die
C
das

Slide 7 - Quizvraag

... Dienstag
A
der
B
die
C
das

Slide 8 - Quizvraag

... Übung
A
der
B
die
C
das

Slide 9 - Quizvraag

Klasse
A
der
B
die
C
das

Slide 10 - Quizvraag

Freundin
A
der
B
die
C
das

Slide 11 - Quizvraag

Mädchen
A
der
B
die
C
das

Slide 12 - Quizvraag

Freiheit
A
der
B
die
C
das

Slide 13 - Quizvraag

... September
A
der
B
die
C
das

Slide 14 - Quizvraag