3 - oefenen met woordkeuze/toon van de tekst

Welkom! Of je wat kunt doen? Zeker!


  1. Zoek je plek op.
  2. Leg je schrift, pen, potlood en markeerstift klaar.
  3. Doe je jas uit en hang deze op de kapstok.
  4. Zet je tas op de grond.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom! Of je wat kunt doen? Zeker!


  1. Zoek je plek op.
  2. Leg je schrift, pen, potlood en markeerstift klaar.
  3. Doe je jas uit en hang deze op de kapstok.
  4. Zet je tas op de grond.

Slide 1 - Tekstslide

Jas uit: in kluisje, aan kapstok of op rugleuning stoel.

'Je ding'
- flesje vullen
- naar toilet
- spullen uit kluisje
- boek uit mediatheek

Een verschrikkelleuke les

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 1
"Maar wat moeten we eigenlijk vinden van de woordgrap: laagste vorm van humor of briljante satire?"
Wat is volgens Beets het antwoord op deze vraag?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

"Maar wat moeten we eigenlijk vinden van de woordgrap: laagste vorm van humor of briljante satire?"
Wat is volgens Beets het antwoord op deze vraag?

Slide 4 - Open vraag

Antwoord:
Beets erkent dat woordgrappen vaak flauw zijn maar ziet dat ook als kracht om de draad te kunnen steken met hoe serieus mensen zichzelf nemen.  
In de tekst worden meerdere redenen genoemd waarom een puzzel thuishoort in een krant. Noteer ze allemaal en nummer ze.

Slide 5 - Open vraag

antwoord:

1. Je gaat een ander soort relatie aan met de krant die voor je op tafel ligt.
2. Ze contrasteren fijn met het nieuws.
3. Ze zijn een mogelijkheid om speels met het nieuws om te gaan.
4. Plat vermaak (r. 58)?

‘Een schril contrast met de vragen des levens.’
Leg uit wat de schrijver met die zin bedoelt.

Slide 6 - Open vraag

antwoord:

Grote levensvragen hebben geen antwoorden die overzichtelijk, logisch en ondubbelzinnig zijn, maar voor puzzels geldt dat wel.
Een verschrikkelleuke les
Foto: Joost van den Broek

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag
Woordkeuze
"Toon van de tekst"

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toon van de tekst
"Er is een aantal redenen om je te verwonderen over deze redenering." 
"Fijn hoor, die grote schoonmaak in Den Haag." 
"Telkens wanneer een klimaatactivist in het nieuws opduikt, kan je erop rekenen dat er vroeg of laat iemand opstaat om de vermeende hypocrisie van de activist aan de kaak te stellen. Hoe kan je immers iemand die zich bekommert om het klimaat serieus nemen als die in het bezit is van een plastic broodtrommel, polyester rugzak en een plastic camera met nylon straps?"

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toon van de tekst

In examenteksten is de toon vaak kritisch/ironisch/sarcastisch

Wat houden ironie en sarcasme in? Overleg in tweetallen en zoek op internet naar de betekenis + een goed voorbeeld



timer
5:00

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een verschrikkelleuke les
Foto: Joost van den Broek
Een schrijver kan woorden kiezen om een mening kracht bij te zetten. 

Vraag: citeer vier woorden of woordgroepen uit de tekst die Wittemans afkeer van  woordspelingen kracht bij zetten. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

citeer vier woorden of woordgroepen uit de tekst die Wittemans afkeer van woordspelingen kracht bij zetten.

Slide 12 - Open vraag

antwoord:

‘vervelend’, ‘lollige’ (want ironisch bedoeld), ‘vergeven van’, ‘misbruikt’, ‘akelige’, ‘verwerpelijk’ ‘Boosdoener’.
'Overstelpende hoeveelheid' 
'pijnlijke'



Citeer twee zinnen waarin ironie is gebruikt.

Slide 13 - Open vraag

antwoord:

"En dan al die lollige krantenkoppen.."
"Dat is toch geen leven? Ik voel me zo eenzaam tussen al die mensen die woordspelingen wel leuk vinden."



Een verschrikkelleuke les
Foto: Joost van den Broek
‘Bonaparte, boon apart; dat was niet leuk, dat was 'verschrikkeleuk' een door Kees van Kooten gemunte term, óók een woordspeling trouwens, dus fout, fout, fout, al dekte de vlag wél de lading.’ Regel 14 – 19.

Leg uit wat de schrijver bedoelt met de opmerking dat de vlag wel de lading dekte.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit wat de schrijver bedoelt met de opmerking dat de vlag wel de lading dekte.

Slide 15 - Open vraag

antwoord:

Sylvia Witteman bedoelt met de opmerking dat het woord ‘verschrikkeleuk’ een woordspeling is en dat het woord tevens uitdrukt dat een woordspeling verschrikkelijk/ verwerpelijk is terwijl hij leuk bedoeld is/ alleen op een verschrikkelijke manier leuk is. 
Een kritische lezer kan in de onderbouwing van de bewering dat per ongeluk gemaakte woordspelingen wel leuk zijn een drogredenering herkennen. De auteur gebruikt een: onjuiste oorzaak-gevolg, onjuiste vergelijking, onjuiste voorbeelden, onjuiste kenmerk of eigenschap, onjuiste voordelen of nadelen.

Slide 16 - Open vraag

antwoord:

Onjuiste voorbeelden. Dit zijn voorbeelden van zinnen die ambigue zijn, dit zijn geen woordspelingen.


Wisse Beets en Sylvia Witteman leggen beide een link tussen woordspelingen en taal.
Leg uit wat het verschil in opvatting is tussen Beets (regel 95 t/m 115) en Witteman (regel 1 t/m 20) als het gaat om de relatie woordspelingen en taal. Gebruik een signaalwoord om de tegenstelling uit te drukken.

Slide 17 - Open vraag

antwoord:

Onjuiste voorbeelden. Dit zijn voorbeelden van zinnen die ambigue zijn, dit zijn geen woordspelingen.