Examenvaardigheden 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 6

Examenvaardigheden 2

Welkom 6VB

Leg je examenbundel, pen en papier op tafel. 

Vandaag:

Oefenen met examenvaardigheden

Examenbundel

Herhaling:  3. Signaalwoorden

4. Tekstsoort en schrijfdoel

5. Intentie van de schrijver, stijlmiddelen en framing

6. Citeren en met eigen woorden

Test jezelf

Werk in stilte en op papier. Je examenbundel is dicht.

1. Noem drie signaalwoorden bij het verband vergelijking.

2. Noem drie signaalwoorden bij het verband voorwaarde.

3. Welk verband hoort bij het signaalwoord 'opdat'?

4. Welk verband hoort bij het signaalwoord 'kortom'?

5. Welk verband hoort bij het signaalwoord 'daarentegen'?

6. Wat is het verschil tussen 'te danken' aan en 'te wijten aan'?

Tekstsoort:

- uiteenzetting

- betoog
- beschouwing

Tekstdoelen:

- informeren

- uiteenzetten

- overtuigen

- activeren

- beschouwen

- amuseren

4. Tekstsoort en schrijfdoel

5. Intentie van de schrijver, stijlmiddelen en figuurlijk taalgebruik, framing

- over intenties, opvattingen en gevoelens van de auteur

- stijlmiddelen: bijvoorbeeld ironie, overdrijving of een woordspeling

- toon van de tekst

- framing: beeld en emotie oproepen bij de lezer. 

6. Citeren en met eigen woorden 

- citeren: eerste twee woorden, laatste twee woorden en regelnummer 

- zinsgedeelte: minstens twee woorden, geen hele zin

- in eigen woorden: niet citeren, maar wel belangrijke termen uit de tekst noemen

We lezen het tekstje 'Ouders moeten hun kind zelf les kunnen geven'. 

Maak opdracht 1 t/m 5 (blz. 30). 

Test jezelf. Schrijf de betekenis op van de volgende woorden. 

1. analogie

2. mogendheid

3. nimmer

4. fundamenteel

5. pretentieus

6. noviteit

Maak opdracht 1 t/m 3 bij de tekst op blz. 69 .

Klaar? Ga verder met de volgende opdrachten.

1. alinea 3

2. alinea 10

3. alinea 15