Adverbs & Adjectives

ADVERBS & ADJECTIVES
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

ADVERBS & ADJECTIVES

Slide 1 - Tekstslide

Adjectives = bijv nw
Een bijvoeglijk naamwoord gebruik je om iets of iemand 
te omschrijven. Een bijvoeglijk naamwoord wordt vaak gevolgd door een zelfstandig naamwoord.
Onthoud: geen -ly als er een ZN achter staat!
De vraag hier is: WAT?
That is an amazing girl.  (Wat voor meisje?)
I think he is a terrible football player.


Slide 2 - Tekstslide

Adverb = bijwoord
Een bijwoord gebruik je om aan te geven HOE iemand iets doet. Een bijwoord omschrijft vaak een werkwoord, maar ook een ander bijwoord, een bijvoeglijk naamwoord of de hele zin.

                                                                                    Mary sings wonderfully.
                                                     My grandparents talk incredibly loudly.
                            I am eating an amazingly delicious steak!
                                                        


Slide 3 - Tekstslide

Hoe maak je een bijwoord?
Bijvoeglijk naamwoord + LY
IC - ALLY
(fantastic - fantastically)
Y - ILY
funny - funnily

Slide 4 - Tekstslide

Uitzonderingen:


good - well
quite - quite
fast - fast
hard - hard
long - long

Slide 5 - Tekstslide

Uitzonderingen ww:




      to be, to look, to appear, to seem (denk aan de zintuigen)
                           dan geen - ly
I look amazing in my new dress!
He seems nice in interviews.

Slide 6 - Tekstslide

DUS...

Ron is a careful driver

Ron drives carefully.

Let's go to the Quiz!

Slide 7 - Tekstslide

Place of Adverbs of frequency
(often, sometimes, always, never, usually etc.)

voor hoofdwerkwoord
na vorm van to be (am/are/is/was/were)

We usually watch the news on TV.

Slide 8 - Tekstslide

Place of other Adverbs  
usually after the main verb.
She sings beautifully.

Slide 9 - Tekstslide

Place of Adjectives
Before a noun (ZN)
A beautiful dancer.

Slide 10 - Tekstslide

My aunt always cries very ___!
A
loud
B
loudly

Slide 11 - Quizvraag

The girl sings really ___!
A
fantastic
B
fantastically
C
fantasticly

Slide 12 - Quizvraag

___, my mum will buy me some birthday presents!
A
Hopeful
B
Hopefully

Slide 13 - Quizvraag

I am going to be ___ for school!
A
late
B
lately

Slide 14 - Quizvraag

Beyoncé looks ___ fabulous, doesn't she?
A
incredible
B
incredibly

Slide 15 - Quizvraag

Vinny plays rugby very ___.
A
good
B
well

Slide 16 - Quizvraag

Hermione ___ answered the question.
A
happy
B
happily

Slide 17 - Quizvraag

ADVERBS & ADJECTIVES
That soup tastes really ___ (bad), don't eat it!

Slide 18 - Open vraag

Adverbs/adjectives, fill in the correct form
The thief drove away (fast) after he'd stolen the jewels.

Slide 19 - Open vraag

ADVERBS & ADJECTIVES
I didn't know Ibrahim could cook so ___ (good).

Slide 20 - Open vraag

ADVERBS & ADJECTIVES
Shane ___ (slow) walked to the door and shut it with a ___ (loud) bang.

Slide 21 - Open vraag

8. ADVERBS & ADJECTIVES
Jolene is an ....(exceptional) talented girl.

Slide 22 - Open vraag

Fill in the adverb in the correct place.
I _____ do _____ my homework _________. (always)

Slide 23 - Open vraag

Put the adverb in the correct place.
My sister is very lazy. (usually)

Slide 24 - Open vraag

PLace the adverb and write down the complete sentence:
My students have cheated. (never)

Slide 25 - Open vraag

Study Adverbs& Adjectives in your book and do the exercises!



Slide 26 - Tekstslide