In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Biologie: aanpassingen bij dieren en planten
Meneer de Vries
Slide 1 - Tekstslide
Les planning
Les doelen bespreken
Les doelen vorige les herhalen
Nieuwe theorie
Korte quiz
Zelfstandig werken
Einde les
Slide 2 - Tekstslide
Les doelen
Aan het einde van deze les
Weet jij welke aanpassingen dieren en planten hebben onder gaan om zichzelf aan hun omgeving aan te passen.
Slide 3 - Tekstslide
Een organisme is een voorbeeld van
A
biotische factor
B
abiotische factor
Slide 4 - Quizvraag
Regen is een voorbeeld van
A
biotische factor
B
abiotische factor
Slide 5 - Quizvraag
Een gebied zoals de Veluwe, waar biotische en abiotische factoren een eenheid vormen, noem je een
A
Individu
B
ecosysteem
C
levensgemeenschap
D
Populatie
Slide 6 - Quizvraag
Alle populaties die op de Veluwe samenleven, vormen een
A
Individu
B
ecosysteem
C
levensgemeenschap
D
Populatie
Slide 7 - Quizvraag
Een enkel organisme noem je een
A
Individu
B
ecosysteem
C
levensgemeenschap
D
Populatie
Slide 8 - Quizvraag
Vindt bij producenten fotosynthese plaats?
A
Ja
B
Nee
Slide 9 - Quizvraag
Welke twee reducenten zijn er?
Slide 10 - Open vraag
Alleseters zijn consumenten
A
Ja
B
Nee
Slide 11 - Quizvraag
Aanpassingen bij dieren
Dieren zijn meestal goed aangepast aan hun milieu .
ijsberen leven dicht bij de noordpool en hebben dus een dikke vacht. Hun voedsel bestaat uit zeehonden, robben en vissen, deze vangen ze met hun scherpe klauwen. ijsberen zijn dus goed aangepast aan hun omgeving.
Slide 12 - Tekstslide
Aanpassingen bij waterdieren
Dieren die in het water leven hebben andere aanpassingen dan landdieren. Water dieren zijn licht en zweven door het water.
Vissen hebben kieuwen om zuurstof uit het water te halen en vinnen om mee te bewegen.
De huid van de vis is bedekt met schubben en slijm. Door het slijm is de huid heel glad en kunnen ze beter door het water heen zwemmen. Een vis is gestroomlijnd om door het water heen te bewegen.
Slide 13 - Tekstslide
Vissen
Vissen hebben schubben bedekt met slijm
Vissen hebben geen longen maar kieuwen, waarmee ze ademhalen.
Vis neem een hap water, drukt het water naar buiten via de kieuwen
Het zuurstofrijke water komt langs de lamellen
Langs de lamellen zitten haarvaatjes net als bij onze longen
Hier vindt de gas uitwisseling plaats. Het CO2 gaat uit het lichaam terug het water in en het zuurstof uit water gaat de bloedbaan in van de vis
Slide 14 - Tekstslide
Ademhaling regenworm
De regenworm haalt adem met zijn huid (heeft geen longen)
De huid van de regenworm is dun genoeg om zuurstof op te nemen en koolstofdioxide door te laten naar buiten.
Eenmaal in het lichaam wordt de opgenomen zuurstof door het bloed en het bloedvatenstelsel vervoerd naar de cellen en weefsels.
Slide 15 - Tekstslide
Aanpassingen Landdieren
Landdieren hebben een andere aanpassing dan zeedieren. Landdieren zijn zwaarder dan waterdieren.
Landdieren hebben een groot en zwaar skelet met stevige poten.
Slide 16 - Tekstslide
Aanpassingen bij planten
Planten passen zich aan, aan het seizoen.
In de winter sterven de bovenste delen van de paardenbloem af. De wortels in de grond hebben reserve voedsel om de winter te overbruggen. Zodra het weer mooi weer wordt in de zomer, komt de paardenbloem weer in bloei.
Slide 17 - Tekstslide
Aanpassingen bij planten
Planten die leven in een vochtig milieu hebben grote bladeren en een groot wortelstelsel.
Planten die leven in een milieu met weinig vocht hebben kleine bladeren, deze bladeren zijn wel dik en een klein wortelstelsel.
Slide 18 - Tekstslide
Aanpassingen bij planten
Zonplanten hebben veel zonlicht nodig en schaduw planten hebben weinig zonlicht nodig.
Slide 19 - Tekstslide
Het lichaam van waterdieren is gestroomlijnd.
A
Ja
B
Nee
Slide 20 - Quizvraag
Waterdieren zijn licht en aterdieren zijn zwaar?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 21 - Quizvraag
Vissen halen zuurstof uit het wate met hun?
Slide 22 - Open vraag
Waarom hebben vissen een slijmlaag over hun schubben?
Slide 23 - Open vraag
Schaduwplanten hebben
A
Veel zonlicht nodig
B
Weinig zonlicht
C
Géén zonlicht nodig
Slide 24 - Quizvraag
Zorgt het slijmlaagje van vissen dat ze sneller kunnen zwemmen?
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.