Examentraining biologie 2024 th.2 Voortplanting/seksualiteit

Herhalingsles T2
Voortplanting & seksualiteit
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 49 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhalingsles T2
Voortplanting & seksualiteit

Slide 1 - Tekstslide

meiose
meiose
mitose

Slide 2 - Tekstslide

Meiose
Meiose:
  • Vorming geslachtscellen
  • Halvering chromosomen
  • Nakomelingen nieuw genotype

Slide 3 - Tekstslide

Mannelijk geslachtsorgaan
Vrouwelijk geslachtsorgaan

Slide 4 - Tekstslide

Geslachtsorgaan

Slide 5 - Tekstslide

bevruchting
Bevruchting = samensmelten van de kern van de eicel met kern van de spermacel.
Bevruchting vindt plaats in de eileider!!!

Slide 6 - Tekstslide

Functie prostaat en zaadblaasje
prostaat produceert spermavocht voor de beweging. Zaadcellen kunnen nu goed zwemmen

zaadblaasjes produceert spermavocht met veel
voedingswaarde. (Voeding)

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

zaadcellen
  • zaadcellen worden tijdelijk opgeslagen in de bijballen
  • zaadcellen worden vervoerd door de zaadleiders
  • zaadblaasjes en de prostaat voegen vocht toe
  • vocht uit zaadblaasjes bevat voedingsstoffen voor de           zaadcellen
  • vocht en zaadcellen = sperma
  • zwellichamen vullen zich met bloed bij een erectie

Slide 9 - Tekstslide

Zaadcel / spermacel
Een spermacel heeft een kop en een zweepstaart.
Met de zweepstaart kan hij zich voortbewegen naar de eicel en kan bevruchting plaatsvinden.

Slide 10 - Tekstslide

Eicellen





Vanaf de puberteit rijpt er elke maand 1 eicel.
De follikel wordt dan groter en er ontstaat een holte met vocht.


Slide 11 - Tekstslide

eicel
(vrouw)bevat veel reserve voedsel

Slide 12 - Tekstslide

De vrouw 
  • Een vrouw heeft een baarmoeder en eierstokken
  • In de eierstokken worden eicellen gemaakt
  • eileiders vervoeren de eicel naar de baarmoeder
  • Bevruchting vindt plaats

Slide 13 - Tekstslide

Primaire en secundaire geslachtskenmerken
Primaire geslachtskenmerken:
Aanwezig bij de geboorte:
Meisje: vagina, schaamlippen
Jongen: penis, balzak

Secundaire geslachtskenmerken:
Ontstaan in de puberteit.
schaamhaar, groei geslachtsorganen, meer zweet en talgklieren
- borsten, ronde vormen
- borsthaar, baardhaar, baard in de keel

Slide 14 - Tekstslide

follikel

  • Eicellen zijn al bij de geboorte aanwezig in rust
  • Follikels kunnen rijpen in de puberteit
  • De eicel zit in de follikel

Slide 15 - Tekstslide

Rijping follikel (eicel)

1x in de 4 weken

Rijping duur 28 dagen

Eicel door (reductiedeling)

Slide 16 - Tekstslide

eierstok met follikels

Slide 17 - Tekstslide

Menstruatiecyclus : gemiddeld 28 dagen

Slide 18 - Tekstslide

Menstruatiecyclus

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Ontwikkeling ongeboren kind
Na bevruchting in de eileider gaat de bevruchte eicel zich delen.
Na ongeveer 2 weken komt het klompje cellen aan in de baarmoeder.
Daar nestelt het zich in.
Het krijgt nu voedingsstoffen en zuurstof van 
het baarmoederslijmvlies.
Na enige tijd ontwikkelt zich de placenta (= moederkoek) 
en de naveltreng. De embryo krijgt nu voedingsstoffen 
en zuurstof via de placenta.

Slide 21 - Tekstslide

Placenta
De placenta is een speciaal deel van de baarmoederwand en  bestaat uit weefsel van de moeder en weefsel van het embryo.
HET BLOED MENGT NIET!!!

De bloedvaten liggen naast elkaar en kunnen zo 
  1. voedingsstoffen en zuurstof aan het bloed van het kind geven  
  2. afvalstoffen aan het bloed van de moeder geven.

Slide 22 - Tekstslide

Placenta: zuurstof- en voedingsstoffen uitwisseling 

Slide 23 - Tekstslide

Navelstreng
  • Verbindt embryo met placenta
  • Twee navelstrengslagaders van embryo naar placenta (zuurstofarm, afvalstoffen)
  • Één navelsrengader van placenta naar embryo (zuurstofrijk, voedingsstoffen)

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Vruchtwater
  • Water om de baby heen, wordt vastgehouden door de vruchtvliezen.
  • Beschermt de baby tegen:                      *uitdrogen                                                  * temperatuurwisselingen                   *stoten
            * Het embryo kan zich in het vruchtwater gemakkelijk bewegen

Slide 26 - Tekstslide

Bevalling
De geboorte van een baby gaat in vijf stappen:

indaling
ontsluiting
       breken van de vruchtvliezen
uitdrijving
   nageboorte

Slide 27 - Tekstslide

Indaling
een paar weken voor de bevalling
  • hoofdje  van de foetus zakt naar beneden

Slide 28 - Tekstslide

Ontsluiting
Bij ontsluiting wordt de baarmoedermond wijder:
De baby kan er dan makkelijker uit.
De ontsluiting ontstaat door ontsluitingsweeën.

Slide 29 - Tekstslide

Uitdrijving
Bij de uitdrijving wordt de baby uit het lichaam geperst.
Dit past maar net!

Uitdrijving vindt plaats door persweeën.

Slide 30 - Tekstslide

Nageboorte
Na de geboorte zit de placenta nog in de baarmoeder.
De vruchtvliezen en navelstreng zitten hier nog aan vast.
Tijdens de nageboorte komen deze naar buiten.
Nageboorte bestaat dus uit:
placenta
Vruchtvliezen
Navelstreng

Slide 31 - Tekstslide

2.8. Erfelijkheidsonderzoek

Slide 32 - Tekstslide

Erfelijkheidsonderzoek
De informatie voor de ziekte op één van de twee chromosomen => drager van dat gen
* een ziekte kan worden doorgegeven aan een kind.

Ga voor genetisch advies naar een erfelijkheidsonderzoeker

Slide 33 - Tekstslide

Waarom genetisch advies
  • Erfelijke ziektes opsporen, advies na onderzoek naar erfelijke afwijkingen;
  • enkele keren een miskraam
Drager: iemand met de informatie voor een ziekte op één chromosoom maar die zelf niet 

ziek is

Slide 34 - Tekstslide

Prenataal onderzoek:

Onderzoek voor de geboorte
  • Echoscopie
  • NIPT ( niet invasieve prenatale test)
  • Vlokkentest
  • Vruchtwaterpunctie

Slide 35 - Tekstslide

Echoscopie 10-13 weken

Door middel van geluidsgolven wordt het embryo zichtbaar gemaakt op het scherm.

Alleen abnormale vormen

kunnen worden gesignaleerd

Slide 36 - Tekstslide

Vlokkentest
Vanaf de 8e week van de zwangerschap.
Cellen van de embryo worden uit de placenta gehaald en onderzocht op afwijkingen. 

Slide 37 - Tekstslide

Vruchtwaterpunctie
  • 16e week v.d. zwangerschap
  • Vanuit het vruchtwater worden cellen van het embryo gevangen om te onderzoeken
  • Deze onderzoeken (ook vlokkentest) worden niet zomaar gedaan --> kans op een miskraam is hier iets groter (2 op de 1000).

Slide 38 - Tekstslide

NIPT
NIPT
= Niet-invasieve prenatale test
  • Bloedtest (van de moeder)
  • Bevat DNA van de placenta, deze bevat DNA van de baby
  • Check chromosomen
nipt test: 11 weken

Slide 39 - Tekstslide

ontstaan uit twee eicellen en twee zaadcellen
 
ontstaan uit één eicel en één zaadcel

Slide 40 - Tekstslide

Seksualiteit
Seks is uiteraard niet alleen nuttig voor voortplanting, het geeft ook plezier. Dit noemen we lustbeleving

Ook belangrijk voor het onderhouden van een romantische relatie: het is intiem en kan zorgen voor een connectie

Slide 41 - Tekstslide

Seksueel geweld en misbruik

Incest: seksuele handelingen met een familielid
Ongewenste intimiteiten: lichte seksuele handelingen bij een slachtoffer zonder instemming (een dickpic valt hier ook onder)
Aanranding: met geweld/onder dwang/onder bedreiging seksuele handelingen bij een slachtoffer
Verkrachting: aanranding met geslachtsgemeenschap
seksueel geweld en misbruik

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Sterilisatie

Man of vrouw wordt onvruchtbaar gemaakt

Man: zaadleiders onderbroken en vrouw, eileiders onderbroken

  • sperma man: geen
       zaadcellen
  • vrouw: wel  
menstruatie

Slide 44 - Tekstslide

anticonceptie met hormonen
  • De pil: De hormonen zorgen ervoor dat er geen ovulatie plaats vindt. Moet je dagelijks innemen. Erg betrouwbaar, menstruatie minder hevig. Hormonen kunnen bijwerkingen hebben.
  • Het hormoonspiraaltje: Geeft klein beetje hormonen af. Verkleint de kans op bevruchting en innesteling. Menstruatie is minder hevig en net zo betrouwbaar als de pil. Het spiraaltje mag 5 tot 8 jaar blijven zitten, dit verschilt per soort spiraal.
  • De prikpil: Werkt hetzelfde als de pil. Vrouw krijgt om de 3 maanden een prik . Bijwerking is dat de menstruatie weg blijft en het zwanger worden na stoppen met de prikpil kan langer duren.
  • De nuvaring: Wordt ingebracht in de vagina en geeft daar de hormonen af. Het blijft 3 weken zitten. De hormonen zorgen ervoor dat er geen ovulatie is.

Slide 45 - Tekstslide

anticonceptie zonder hormonen
  • Het condoom: Beschermt tegen SOA’s en zwangerschap. Wel op de juiste manier gebruiken!
  • Het koperspiraaltje: Plastic buigzaam voorwerp die arts in baarmoeder brengt. Plastic is omwikkeld met koper. Koper beschadigd zaadcellen en maakt innesteling onmogelijk. Kan 5 tot 10 jaar blijven zitten!
  • Het pessarium: Zacht siliconen koepeltje. Insmeren met zaaddodende pasta en zelf voor de gemeenschap inbrengen. maximaal 2 uur voor seks inbrengen en daarna minstens 6 uur laten zitten!
  • Sterilisatie: De man of vrouw wordt onvruchtbaar. De zaadleiders of eileiders worden onderbroken. Gebeurd met een kleine operatie.

Slide 46 - Tekstslide

De pil, prikpil en nuvaring

Deze bevatten hormonen die ervoor zorgen dat er geen eisprong komt

Betrouwbaarheid

  • Erg betrouwbaar

Slide 47 - Tekstslide

Betrouwbare voorbehoedsmiddelen

Slide 48 - Tekstslide

Onbetrouwbare methoden
Coitus interruptus - trekt de man zijn penis terug uit de vagina voordat hij klaarkomt.  De zaadlozing vindt buiten de vagina plaats. MAAR er kan al wat voorvocht in de vagina gekomen zijn. In dat voorvocht zitten vaak zaadcellen.
Periodieke onthouding - heeft het stel geen geslachtsgemeenschap tijdens de vruchtbare periode. Die periode is van ongeveer 3 dagen voor de ovulatie tot één of twee dagen na de ovulatie. MAAR omdat de periode lastig is vast te stellen, is deze manier zeer onbetrouwbaar. 

Slide 49 - Tekstslide