Bekijk je toets (filter eventueel op foute antwoorden)
Kijk of je nog punten zou moeten krijgen (accentfout, 1 letter fout, herhalingsfout, etc).
Verzamel al je opmerkingen en steek dan pas je hand op. De docent komt langs met pen en papier en zal jouw opmerkingen noteren. (Hierna zal je docent alles verwerken en de uiteindelijke cijfers in Magister zetten).
Klaar? Vertalen zinnen P2.
Toets inzage TW 1
Slide 3 - Tekstslide
¿Qué?
Je start met een introductieopdracht om je kennis te laten maken met een onderdeel van de Latijns-Amerikaanse literatuur.
¿Cómo?
Zachtjes overleggen met je buurman/vrouw
¿Objetivo?
Je maakt kennis met de Latijns-Amerikaanse literatuur,
je oefent met de taal en hebt hopelijk enigszins plezier in de te lezen verhaaltjes.
¿Tiempo?
30-60 minutos
Historias de cronopios y famas
Slide 4 - Tekstslide
28 de noviembre
- Pruebas
- Hacer frases
- Se impersonal
- Acabar tema 1: Descubrimiento de América
Slide 5 - Tekstslide
¿Qué vamos a hacer en el período 2?
Pruebas
16 DECEMBER: Toets zinnen schrijven capítulo 2
Voca toets 2/4 (zinnen schrijven)
PA capítulo 2 (alle woorden N-S)
EB p.5 voorzetsels (N-S & S-N)
EB p.6-10 gevoels- en structuurwoorden (S-N)
EB p.12 werkwoorden 1-40 (S-N)
(in tijden: presente/futuro simple/ condicional/indefinido/imperfecto)
Toetsweek 2: Literatuurtoets (op papier)
Slide 6 - Tekstslide
Zoek en schrijf eerst alle losse woorden op die je nodig hebt
Bepaal in welke tijd de zin staat. In deze tijd zet jij je hoofdwerkwoord (nl hulpwerkwoorden laat je weg).
Per (bij)zin vervoeg je 1 werkwoord, net als in het Nederlands.
Tijds-en/of plaatsbepaling staat voor- of achteraan de zin.
Zorg dat de elementen die iets over elkaar zeggen, in het Spaans ook bij elkaar staan.
Een vraagzin is hetzelfde als een gewone zin, alleen zet je er nu vraagtekens bij, zowel aan het begin als aan het einde van de zin.
Let op bij alle woorden die iets over een zelfstandig naamwoord zeggen, deze pas je aan (mnl/vrl + enk/mv). Bijvoorbeeld 'la tortuga divertida'.
Het bijvoeglijk nw staat áchter het zelfst.nw, behalve met hoeveelheden (veel, weinig, 101.. ).
Gebruik bij het ww 'zijn' altijd de top 3 van 'hay/estar/ser'.
In het Spaans hebben sommige constructies geen grammaticaal onderwerp. Dat betekent dat het niet duidelijk is wie/wat iets doet in de zin. Het zijn vaak ‘algemene’ uitspraken, zoals:
En Argentina, se come mucha carne. = ‘in Argentinië eten ze veel vlees/in Argentinië eet men veel vlees.’
Zoals je ziet, is er in de Spaanse zin niet echt een onderwerp. Het is niet duidelijk wie er veel vlees eet, ‘ze’ eten dat, of men eet dat. Maar wie zijn ze? Wie is men? Omdat je dat niet weet, en het over een algemene uitspraak gaat, gebruik je de ‘construccion impersonal.’
Se impersonal
Slide 13 - Tekstslide
Deze constructie vorm je altijd door ‘se’ met een werkwoord. Enkele voorbeelden:
En España se cena bastante tarde.
Las empanadas se fríen en aceite muy caliente.
Zoals je ziet, gebruiken we in de ene zin het werkwoord in het enkelvoud, en in de ander in het meervoud. De regels hiervoor vind je op de volgende dia.
Se impersonal
Slide 14 - Tekstslide
ZNW ENKELVOUD --> SE + VERBO EN SINGULAR Primero se calienta el aceite 'El aceite' is enkelvoud en daarom gebruiken we se calienta.
ZNW MEERVOUD --> SE + VERBO EN PLURAL Se echan las patatas 'Las patatas' is meervoud en daarom gebruiken we se echan.
Als er geen znw is, gebruik je ook het enkelvoud van het werkwoord. Voorbeeld: En mi casa, se cena a las nueve y media.
Se impersonal (regels)
Klik op deze link. Maak oefeningen 1 tot en met 4.
Slide 15 - Tekstslide
¿Qué?
Lees thema 1 van je literatuurboekje. Maak de bijbehorende vragen in je boekje op papier. De antwoorden zijn te vinden in de te lezen tekst.
Nu gaan jullie met z'n allen aan de slag in groepjes. Maak de opdrachten af en schrijf de antwoorden in je boek
¿Cómo?
Je mag samenwerken
¿Objetivo?
Met thema 1 maak je kennis met de Latijns-Amerikaanse literatuur.
2. Hij overtuigde mij dat de oorsprong van de aardappel in El Salvador ligt.
Me convenció que el origen de la patata está en El Salvador.
1. De optocht begon om kwart over twee.
El desfile empezó a las dos y cuarto.
(les 1)
Slide 27 - Tekstslide
PA capítulo 2 eje 2+3 (klassikaal)
Thema 1 literatuur: lln die het gemaakt hebben, vergelijken in groepjes van 4 hun antwoorden met elkaar en vullen aan. Stel ook vragen als je twijfelt!
Niet gemaakt? Dan nu zelfstandig maken.
Revisar
Slide 28 - Tekstslide
Zie p. 81 van je Roze Boekje.
Perífrasis verbales zijn vaste contructies. Leer het als voca.
Maak opdracht A op p. 81 (onderstreep én vertaal).
Voeg toe:
- tener + que + infinitief = moeten ...
- hay que + infinitief = men moet ....
Perífrasis verbales
Slide 29 - Tekstslide
El perro comenzó a/de/por/que ladrar cuando sonó el timbre.
Tenéis a/de/por/que llamar a la profesora para cancelar la clase.
Las clases dejaron a/de/por/que ser aburridas cuando cambiaron al profesor.
Estás a punto a/de/por/que conseguir tu sueño.
No volveré a/de/por/que llegar tarde, lo prometo.
El cine de mi barrio lleva ___________ (proyectar)películas antiguas todo el verano.
Los bomberos siguieron ___________ (mojar)el bosque después de extinguir el incendio.
Mi abuela solía ___________(coser)después de cenar.
Cuando termine la fiesta, hay que ___________ (recoger) todo.
Los perros no paran de ___________ (ladrar) cuando están en el jardín.
Tengo que ___________ (ordenar) mi cuarto si quiero salir con mis amigos.
Perífrasis verbales
Slide 30 - Tekstslide
El perro comenzó aladrar cuando sonó el timbre.
Tenéis que llamar a la profesora para cancelar la clase.
Las clases dejaron de ser aburridas cuando cambiaron al profesor.
Estás a punto de conseguir tu sueño.
No volveré a llegar tarde, lo prometo.
El cine de mi barrio lleva proyectando (proyectar)películas antiguas todo el verano.
Los bomberos siguieron mojando (mojar)el bosque después de extinguir el incendio.
Mi abuela solía coser (coser)después de cenar.
Cuando termine la fiesta, hay que recoger (recoger) todo.
Los perros no paran de ladrar (ladrar) cuando están en el jardín.
Tengo que ordenar (ordenar) mi cuarto si quiero salir con mis amigos.
Perífrasis verbales
Slide 31 - Tekstslide
¿Qué?
Lees thema 2 van je literatuurboekje. Maak de bijbehorende vragen in je boekje op papier. De antwoorden zijn te vinden in de te lezen tekst.
¿Cómo?
Je mag samenwerken en overleggen zolang je ook daadwerkelijk werkt. Lukt het niet om samen aan het werk te gaan? Dan werk je alleen.
¿Objetivo?
Je bent je kennis over de Latijns-Amerikaanse literatuur en cultuur aan het vergroten.
¿Tiempo?
20-35 minutos
Literatura
¿List@? verbuga.eu --> oefenen ww indefinido
Slide 32 - Tekstslide
¿Qué?
Lees tekst 1 óf 2. Maak de vragen en bespreek de laatste opdracht met je buurman/vrouw.
¿Cómo?
Lezen doe je zelfstandig en alleen. Bij de spreekopdracht mag je overleggen.
¿Objetivo?
Je maakt leeskilometers en leert hoe je tekst kan gebruiken om je spreekvaardigheid te verbeteren.
¿Tiempo?
20-35 minutos
Leer y hablar
¿List@? verbuga.eu --> oefenen ww indefinido
Slide 33 - Tekstslide
PA capítulo 2 eje 5
Klaar? Maak de online oefeningen van 'se impersonal' die je nog niet gemaakt had (zie week 1)